WPL 12 nov 2024 O +PV

Onderwerp en persoonsvorm
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onderwerp en persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:
- weet je wat zinsdelen zijn;
- weet je wat zinsdelen doen in een zin;
- kun je in een zin de zinsdelen aanwijzen;
- kun je het zinsdeel Persoonsvorm (PV) vinden in een zin;
- kun je het zinsdeel Onderwerp (O) vinden in een zin;


Slide 2 - Tekstslide

Een zin in zinsdelen ontleden
Wat weet je al van zinsdelen?

Schrijf op je werkblad (opdracht 1) alles op wat je van zinsdelen weet.
Je mag samenwerken en zachtjes fluisteren.
Je hebt 1 minuut.

Slide 3 - Tekstslide

Woordweb zinsdelen ?
Zinsdelen

Slide 4 - Tekstslide

Woordweb zinsdelen
zinsdeelstrepen
ontleden 
Zinsdelen
Onderwerp
Persoonsvorm
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Voorzetsel-
voorwerp
Zinsdeelproef
Getalproef
Vraagproef
Zin vragend maken

Slide 5 - Tekstslide

Wat kun je al?
Maak opdracht 2 op je werkblad alleen.
Je mag nu niet overleggen.
Maak de opdracht in stilte.
Je hebt 1 minuut voor de opdracht.

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen
Wat zijn zinsdelen?
Een zinsdeel is een stukje van een zin. 
Een zinsdeel kan één woord zijn of bestaan uit meer woorden. Je kunt de volgorde van zinsdelen veranderen zonder dat de betekenis van de zin verandert.
Ieder zinsdeel heeft een rol in de zin.

Slide 7 - Tekstslide

Rollen van zinsdelen (1)
Een zinsdeel geeft aan wat er gebeurt of wat er is.

Iedere avond speelt Gachi gitaar.
Wat gebeurt er?
Het is overdag heet in de woestijn. 
Wat gebeurt er?/Wat is er?
Dit zinsdeel is de persoonsvorm (het doe-woord).

Slide 8 - Tekstslide

Rollen van zinsdelen (2)
Een ander zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet. 
Iedere avond/ zingt /Gachi  heel mooi.
Wie of wat zingt?   

Slide 9 - Tekstslide

Rollen van zinsdelen (3)
Een zinsdeel geeft aan wat er gebeurt of wat er is = Persoonsvorm/doe-woord/gezegde

Een  zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet = Onderwerp


Slide 10 - Tekstslide

Andere rollen van zinsdelen (4)
Een zinsdeel kan ook aangeven waar iets gebeurt, wanneer of hoe, voor/aan wie of wat, waarom?
Iedere avond/ zingt /Gachi /heel mooi.
Wanneer zingt Gachi? Hoe zingt Gachi?   
Waar zingt Gachi?

Slide 11 - Tekstslide

Rollen van zinsdelen (5)
Een zinsdeel geeft aan wat er gebeurt of wat er is'.
Een  zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Een zinsdeel kan ook aangeven waar iets gebeurt, wanneer of hoe, voor/aan wie of wat, waarom?

Maak opdracht 3 op het werkblad.

Slide 12 - Tekstslide

Veronica /wint /de wedstrijd. 
Elke dag /fietsen/ Indy en Afifa /langs de Insulindeweg /naar school.

Slide 13 - Tekstslide

Antwoord opdracht 3
Iedere avond zingt Gachi heel mooi op straat voor de toeristen om geld te verdienen.
Wat gebeurt er? (iemand) zingt.
Wie zingt? Gachi
Hoe zingt Gachi? Heel mooi
Waar zingt Gachi? Op straat
Voor wie zingt Gachi? Voor de toeristen
Waarom zingt Gachi? Om geld te verdienen,

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord opdracht 3 (2)
Iedere avond / zingt /Gachi /heel mooi /op straat / voor de toeristen /om geld te verdienen.


Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm/gezegde
Een zinsdeel geeft aan wat er gebeurt of wat er is.

Iedere avond speelt Gachi gitaar.
Wat gebeurt er?
Het is overdag heet in de woestijn. 
Wat gebeurt er?/Wat is er?

Slide 16 - Tekstslide

Antwoord opdracht
De honderjarige zussen lachen heel hard.
Volgend jaar viert Amsterdam feest.
In de tuin kruipen slakken op de sla.
De leraren geven op deze school weinig huiswerk.

Slide 17 - Tekstslide

Onderwerp 
Het onderwerp (O) in een zin doet iets of is iets.

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen gehaald?
Een zinsdeel bestaat uit:
A. een woord
B. een paar woorden
C. een woord of een paar woorden


Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen gehaald?
Een zinsdeel kun je vinden door het voor de persoonsvorm te zetten. 
A. waar. 
B. niet waar



Slide 20 - Tekstslide

Lesdoelen gehaald?
Wat is de persoonsvorm/ het gezegde/ het doe-woord  in de zin
Gisteren kocht Jan groene appels. 
A. Gisteren. 
B. kocht
C. Jan
D. groene appels.



Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen gehaald?
Wat is het onderwerp in de zin
Gisteren kocht Jan groene appels. 
A. Gisteren. 
B. kocht
C. Jan
D. groene appels.



Slide 22 - Tekstslide