Fase 3, werkwoordspelling

Fase 3
werkwoordspelling
(tegenwoordig, verleden en voltooid)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fase 3
werkwoordspelling
(tegenwoordig, verleden en voltooid)

Slide 1 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Stam + t bij hij/zij/jij
  • Ik loop, hij loopt, wij lopen
  • Ik werk, jij werkt, wij werken
  • Ik brand, zij brandt, wij branden
  • Ik stamp, hij stampt, wij stampen

Slide 2 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Uitzondering!
  • Ik loop, jij loopt -> loop jij?
  • Ik fiets, jij fietst -> fiets jij?
  • Ik brand, jij brandt -> brand jij?

Slide 3 - Tekstslide

Meneer Hendriksen .......... maar niet op de vraag.
A
antwoort
B
antwoord
C
antwoordt

Slide 4 - Quizvraag

Het ........... mij dat jij er alles zo uitflapt.
A
irriteert
B
irriteerd
C
irriteerdt

Slide 5 - Quizvraag

De boer ............ gehaast door vanwege de verwachte regen.
A
hooit
B
hooid
C
hooidt

Slide 6 - Quizvraag

De schat ............ zich op een verlaten eiland.
A
bevint
B
bevind
C
bevindt

Slide 7 - Quizvraag

................. jij de vraag niet?
A
Snap
B
Snapt
C
Snapd
D
Snapdt

Slide 8 - Quizvraag

Verleden tijd
Sterke werkwoorden 
  • ik loop - ik liep
  • hij slaapt - hij sliep
  • zij wordt - zij werd
  • zij vangen - zij vingen


Slide 9 - Tekstslide

Toen die hond in de sloot was gevallen, .............. hij een uur in de wind.
A
stinkte
B
stinkde
C
stonk

Slide 10 - Quizvraag

Gisteren .............. hij zowaar de goede kant op.
A
reet
B
reed
C
reedt

Slide 11 - Quizvraag

Verleden tijd
Zwakke werkwoorden (er komt een -te of -de bij)
  • ik mis - ik miste
  • ik brand - ik brandde
  • zij kamt - zij kamde 
  • zij werken - zij werkten 
  • wij besteden - wij besteedden 

Slide 12 - Tekstslide

'Daar moet ik nog even over nadenken.' .............. de norse klant.
A
bromte
B
bromde
C
bromdde

Slide 13 - Quizvraag

Hij ................ wel, maar ik kon hem niet verstaan.
A
antwoorte
B
antwoorde
C
antwoordde

Slide 14 - Quizvraag

De kok ............. vorig jaar een geweldige groenteschotel.
A
bereide
B
bereidde
C
bereite
D
bereitte

Slide 15 - Quizvraag

Wij ................. daar toen ongeveer drie uur aan.
A
besteden
B
bestedden
C
besteeden
D
besteedden

Slide 16 - Quizvraag

Pietje ................ gisteren zijn oude speelgoed.
A
verlote
B
verlotte
C
verlootte
D
verloote

Slide 17 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
TaXiKoFSCHiP
1. Neem het hele werkwoord en haal daar -en vanaf.
2. Laatste letter in TaXiKoFSCHiP?
Ja > ge + stam + -t
Nee > ge + stam + -d



Slide 18 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Hopen - en > hop. hop eindigt op een p. 
De p zit in TaXiKoFSCHiP, dus je schrijft -t:
Ik heb gehoopt.

Halen - en > hal. hal eindigt op een l. 
De l zit niet in TaXiKoFSCHiP, dus je schrijft -d:
Ik heb gehaald.


Slide 19 - Tekstslide

Ik heb Marloes maar niet voor mijn verjaardag ................
A
uitgenodigt
B
uitgenodigd
C
uitgenodigdt

Slide 20 - Quizvraag

Heeft hij jou nu al die tijd ...................?
A
achtervolgt
B
achtervolgd
C
achtervolgdt

Slide 21 - Quizvraag

Ze hebben die opleiding volledig ................
A
hervormt
B
hervormdt
C
hervormd
D
herformd

Slide 22 - Quizvraag

Hij heeft haar voor verdere misstappen ...................
A
behoed
B
behoedt
C
behoet

Slide 23 - Quizvraag

We hebben lekker in het bos ....................
A
gewandelt
B
gewandeld
C
gewandeldt

Slide 24 - Quizvraag

Opdracht
Bekijk de posters in het lokaal. 
Kies het juiste werkwoord, dat in de zin past. 
Schrijf de letter (...) bij het juiste cijfer op je antwoordblad. 

Welke zin kan je er van maken?

Slide 25 - Tekstslide

Extra
Hierna volgen 2 video's met een extra uitleg voor de werkwoordspelling. 
De studenten hebben deze video's al eerder gezien. 
Mocht het nodig zijn, dan kunnen de video's nog eens herhaald worden. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video