7.4 Spellingsregels (Gram-4)

Spellingsregels
examenvoorbereiding
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Spellingsregels
examenvoorbereiding

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
- Interactief herhalen Grammatica hfdst. 4 in twee delen:

  1. vier break-outrooms (8min): bestuderen van §4.1, §4.2, §4.3 en §4.4
  2. korte terugkoppeling samengevatte uitleg van theorie

+ Klassikale controle beheersing van theorie o.b.v. 16 oefenvragen + uitleg*
+ 5 algemene spellingsvragen van veelgemaakte fouten
- Terugkoppeling schrijfproduct volgende week (i.v.m. examenvoorbereiding)
- Opgeven weektaken [nog 2 weken voor examen Schrijven]


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra digitaal spreekuur*
  • maandag 12.30 - 14.00 uur
  • dinsdag 12.30 - 14.00 uur

Met inschrijving mogelijkheid voor individueel beantwoorden van vragen over behandelde lesstof, stukje extra begeleiding, vragen over inschrijven examens, etc.
Stuur me een chatbericht met jouw vraag; dan plan ik het in.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Warming-up deel 1

BeterSpellen: wat is de juiste spelling?
A
cleptomaan
B
cleptomaam
C
kleptomaan
D
kleptomaam

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warming-up deel 2:

Wat betekent 'kleptomaan'?
A
Iemand met een ziekelijke neiging tot stelen
B
Iemand die steeds lang blijft praten
C
Iemand die verslaafd is om spullen te kopen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toepassing spellingsregels: hoe schrijf je het meervoud van kleptomaan?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden/Studeren via break-out
  • Wat weten jullie nog van de bestudeerde  theorie? (voorkennis)

  1. Welke theorie staat in jullie paragraaf centraal?
  2. Leg de theorie simpel en efficiënt uit (incl. uitzonderingsregels*)
  3. Beantwoord eventuele vragen van medestudenten

  • Werk serieus; ga aan de slag
timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden/Studeren via break-out
  • De klas wordt verdeeld in 4 break-out rooms
  • Per groepje: lees en bespreek samen de theorie van de toegewezen paragraaf van Grammatica hfdst.4
  • Geef een duidelijke klassikale terugkoppeling in 2 minuten 

  • Deze opzet werkt alleen als ieder groepje serieus aan de slag gaat en voor goede samenvatting zorgt! :)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugkoppeling
  1. Welke paragraaf hebben jullie besproken?
  2. Welke theorie staat in deze paragraaf centraal?
  3. Leg de theorie simpel en efficient uit (inclusief eventuele uitzonderingsregels)
  4. Beantwoord eventuele vragen van medestudenten
timer
2:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen / controle lesstof


circa 35min: speel actief mee, want tempo gaat omhoog :)

Grammatica §4.1 + §4.2

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van cursus?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het meervoud van baby?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe spel je fotograaf in meervoud?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het meervoud van politicus?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: wat zijn deze dingen op het dak?
(in meervoud)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: wat voor gerecht is?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: het verschil in hoogte noem je ...

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Conclusies (1 van 3)
  • De meeste zelfstandig naamwoorden krijgen in het meervoud -en of -s
  • Latijnse woorden eindigend op -icus wordt in meervoud -ici, -um wordt -a (museum/musea, medium/media)
  • Nederlandse zelfstandig naamwoorden eindigend op een -a, -i, -o, -u en -y krijgen in meervoud 's, -e krijgt -s. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusies (2 van 3)
Samengestelde woorden
  • Schrijf -en- in een samenstelling als het linkerwoord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: tomaat + soep = tomatensoep.

  • Als het linkerwoord al eindigt op -en, gebruik je geen extra -en-: havengebied, keukentafel.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusies (3 van 3)
 Uitzonderingen bij samengestelde woorden:
  1. het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s 
  2. het linkerwoord heeft geen meervoud (rijst, lof, raad, tarwe)
  3. van het linkerwoord is er maar één (zoals de zon)
  4. het linkerwoord versterkt het rechterwoord (superleuk)
  5. in ouderwetse samenstellingen (bakkebaard, bolleboos, etc)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is juist gespeld?
A
maneschijn
B
manenschijn
C
maanschijn
D
maanenschijn

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde woorden: de tijden waarop je traint noem je ...

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan elkaar of los?
Grammatica §4.3

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is juist gespeld?
A
topsportcarrière
B
topsport carrière
C
top sport carrière

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?

Ik volg momenteel de ......... Sport en Bewegen.
A
MBO-opleiding
B
MBO opleiding
C
mbo-opleiding
D
mbo opleiding

Slide 25 - Quizvraag

De afkorting mbo is met kleine letters. De naam van de opleiding is wèl met een hoofdletter. 

Bij een samengesteld woord met afkorting gebruik je een koppelteken: tv-gids, A4-formaat, het @-teken, etc.
Aan elkaar of los?
In het Nederlands schrijf je de volgende woorden aan elkaar:

  1. samenstellingen (ook al wordt het nieuwe woord erg lang)
  2. getallen tot en met het woord duizend
  3. woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenstellingen
Twee woorden die samen één woord vormen:

garage + houder / = garagehouder
gemeente + gids / gids van de gemeente = gemeentegids

En ook:
ziektekostenverzekeringspolis
arbeidsovereenkomst


(ook al wordt het nieuwe woord erg lang): garagehouder, arbeidsovereenkomst, vermogensaanwasdeling, .
woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel: erop, hierin, daarmee, waarvan.
getallen tot en met het woord duizend. De woorden duizend, miljoen en miljard schrijf je dus los: 750 = zevenhonderdvijftig; 3.510 = drieduizend vijfhonderdtien.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

getallen t/m. het woord duizend

     23: drieëntwintig
   150: honderdvijftig
  672: zeshonderdtweeënzeventig
3510: drieduizend vijfhonderdtien

224.512: tweehonderdvierentwintigduizend vijfhonderdtwaalf

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan elkaar of los?
woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel

  • erop, hierin, daarmee, waarvan

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken
Dit is het leesteken dat onderdelen van samenstellingen of samenkoppelingen met elkaar verbindt. Je gebruikt dit bij:

  • een deel van een samenstelling bestaat uit een naam, letters, cijfers of tekens:
    mbo-opleiding, tv-gids, dvd-hoesje, A4-formaat, het @-teken
    het kabinet-Rutte, 3-jarige opleiding / driejarige opleiding

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik koppelteken
een samenstelling bestaat uit:
  • twee gelijkwaardige delen:
    zwart-wit, directeur-eigenaar.
    bij een samengesteld woord wordt dit dus bijv. zwart-witfoto
  • meer dan twee woorden, waarbij de eerste twee delen gelijkwaardig zijn:
    prijs-kwaliteitverhouding, woon-werkverkeer.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik koppelteken
  • het woord een samengestelde aardrijkskundige naam of afleiding is:
    Centraal-Europa, Noord-Hollandse, Zuid-Amerikaanse

  • ze een vaste combinatie zijn:
    kant-en-klaarmaaltijden, kat-en-muisspel, nek-aan-nekrace

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik koppelteken
  • Als het eerste deel begint met de voorvoegsels
    niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester-, Sint- 

  • Sint-Nicolaas, oud-burgemeester, niet-rokers, leerling-verpleger, ex-man.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze film is heel erg oud. Het is een .....
A
zwart-wit-film
B
zwart-wit film
C
zwart-witfilm
D
zwart wit film

Slide 34 - Quizvraag

Theorie: als je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e:

"Sommige kinderen doen fanatiek mee, andere [kinderen] blijven liever aan de kant zitten."

Dus in dit geval schrijf je in beide gevallen geen -n.
Ik loop stage bij een voetbalclub. Ik train daar de pupillen JO11-2. Op zaterdag ben ik ....... van de JO11-1
A
assistent coach
B
assistent-coach
C
assistentcoach

Slide 35 - Quizvraag

Theorie: als je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e:

"Sommige kinderen doen fanatiek mee, andere [kinderen] blijven liever aan de kant zitten."

Dus in dit geval schrijf je in beide gevallen geen -n.

Einde op -e of -en?
Grammatica §4.4

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze workshop trekt veel publiek. ...... komen zelfs twee keer.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de sportdag zijn alle kinderen aanwezig.

...... kinderen doen fanatiek mee, ....... blijven liever aan de kant zitten.
A
Sommige / andere
B
Sommige / anderen
C
Sommigen / andere
D
Sommigen / anderen

Slide 38 - Quizvraag

Theorie: als je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e:

"Sommige kinderen doen fanatiek mee, andere [kinderen] blijven liever aan de kant zitten."

Dus in dit geval schrijf je in beide gevallen geen -n.
Wanneer gebruik je -en?
Woorden als sommige, vele, enkele, laatste, beide, alle, andere schrijf je met -en als ze: 
  1. op personen slaan + 
  2. zelfstandig gebruikt zijn

De meesten wilden skiën.
De training trekt veel publiek. Sommigen komen zelfs twee keer.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je -e?
Let op! Kun je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten of heb je het over dieren of dingen? Gebruik dan alleen -e: 

  • Enkele studenten kozen voor het zeilkamp, maar de meeste (studenten)     wilden skiën.
  • Op deze workshop komen veel mensen af. Sommige (mensen) komen         zelfs twee keer.
  • Er stonden vijf honden aan het hek; alle blaften vervaarlijk.
  • Ik heb de twee foto's bekeken. Beide zijn prachtig geworden.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens het onderzoek moesten de verdachten ....... hun vingerafdruk afgeven.
A
alle
B
allen

Slide 41 - Quizvraag

Theorie: als je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e:

"Sommige kinderen doen fanatiek mee, andere [kinderen] blijven liever aan de kant zitten."

Dus in dit geval schrijf je in beide gevallen geen -n.
Wat moet je deze week doen?
  1. Grammatica hfdst. 4 oefentoets maken
  2. Herhalen actief bestuderen theorie hfdst. Schrijven*
  3. BeterSpellen 3F 

  • Extra digitaal spreekuur**
     (ma./di. 12.30-14.00u)

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf jouw 2 belangrijkste dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de betekenis van deze afkorting voluit: o.a.

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde en spelling?
A
Amsterdam, 01-03-2021
B
Amsterdam, 1 maart 2021
C
Amsterdam, 1 Maart 2021

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor hierbij is...
A
bij deze
B
bij dezen

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?

Ik ben ...... telefoon vergeten op school.
A
me
B
mijn

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
A
Sowieso
B
Zowiezo

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je deze week doen?
  1. Grammatica hfdst. 4 oefentoets maken
  2. Herhalen actief bestuderen theorie hfdst. Schrijven*
  3. BeterSpellen 3F 

  • Extra digitaal spreekuur**
     (ma./di. 12.30-14.00u)

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies