Project IBO marketingtheorie

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de ideale doelgroep?
Waarom is een goede doelgroep voor ogen hebben zo belangrijk? 

Een goed beeld van je doelgroep hebben is belangrijk voor alle aspecten binnen je bedrijf. Zodra je weet voor wie jouw product of service geschikt is, kun je gerichte plannen maken.

   

Slide 19 - Tekstslide

Stap 1. Marktsegmentatie 
A.d.h.v. specifieke criteria deel je de totale markt in kleinere groepen. Dit is een eerste en best grove indeling. 
De bekendste 4 segmentcriteria zijn: 
• Geografisch • Demografisch • Psychografisch • Socio-economisch

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

ERU is een producent van smeerkaas die verkocht wordt in kuipjes. Er zijn veel soorten smeerkazen. Je ziet hierboven een selectie van 5 varianten. 
  • Zijn de smeerkazen allemaal voor dezelfde doelgroep denk je? 
  • Beschrijf voor iedere smeerkaas een passende doelgroep. 
  • Noem per smeerkaas een tijdschrift/ website waarin ERU zal adverteren. 
  • Waarom zit er verschil in de plaatsen waar het bedrijf haar smeerkazen adverteert? 
  • Waarom biedt ERU zoveel verschillende varianten aan denk je?

Slide 24 - Tekstslide

Stap 2. Doelgroeponderzoek
Na een eerste segmentatie, ga je nóg specifieker onderzoeken wie je doelgroep is precies is en waar ze behoefte aan hebben. Wie? Mannen, vrouwen of beide. Leeftijd, situatie, woonomgeving, budget etc 
Wat? De product of service waar de doelgroep behoefte aan heeft. 
Waarom? Waarom wil de doelgroep jouw product? Wat zijn de voordelen? 
Waar? Waar hangt de doelgroep uit en kun je jouw producten daar aanbieden? 
Hoe: Hoe kun je de doelgroep het beste bereiken, bedienen en aan hen verkopen? 
Prijzen: Hoe richt je de prijzen van jouw merk in? Let op het budget van de doelgroep! 
Promotie: PR, influencer marketing, social media, radio, tijdschrift, of juist de straat op?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Van doelgroep bepaling naar persona
Je weet wie je klant is. Je weet wat je klant wilt Je wilt nu weten hóe je die klant het beste kunt bereiken! Daar probeer je achter te komen, door te kijken door de ogen van de klant. 
Waar komt je klant en hoe komt die klant dan in contact met jouw merk of product en wat werkt en wat niet? 

Om in de huid van de klant te kruipen en er zo specifiek mogelijk iets van te weten, wordt er binnen de marketing veel met persona’s gewerkt. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Positioneringsmatrix
Geeft je inzicht waar je bedrijf staat t.o.v. de concurrentie

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Enquêtes maken
Hoe maak je een enquête maken? 
En hoe moet ik de enquête opnemen in mijn onderzoek?

Slide 32 - Tekstslide

4. Controle en uitvoeren van de enquête
1.Probeer de vragenlijst eerst uit bij een aantal proefpersonen.

2. Ga na of de respondenten de enquêtevragen duidelijk en eenduidig vonden, vraag hun eerlijke commentaar en hou daar ook rekening mee. Dit kan soms frustrerend zijn omdat u zelf alles weet over het onderwerp en veel vanzelfsprekend lijkt.

3. Bij een schriftelijke enquête is het ook wenselijk om de vragenlijst na te kijken op taal en stijlfouten, dit werkt storend en doet afbreuk aan al je werk!

4. Test uit hoeveel tijd het kost om bijvoorbeeld 5 enquêtes te verwerken en bereken dan de totale tijd die u nodig heeft en toets dit resultaat aan uw tijdsplanning.

Slide 33 - Tekstslide

Enquête 
Inleiding/ voorwoord op Enquete schrijven
1. Voorbereiding & enquete opzet maken
2. Vraagstelling van de enquête
3. Schaling van de enquête
4. Controle en uitvoeren van de enquete
5. websites
Het interview 


Slide 34 - Tekstslide

Inleiding enquête
Begin je enquete met een woord vooraf of inleiding:
- waarin je/jullie voorstellen
- de aanleiding
- de onderzoeksvraag
- duur van de enquete
- hoe inleveren; waar en voor wanneer?
- beschrijf de terugkoppeling van de uitkomst

Slide 35 - Tekstslide

1. Voorbereiding & enquête opzet maken
1. Bepaal eerst:  Wat wil je weten? Wat wil je bereiken? En heel belangrijk hoe wil je de resultaten analyseren?

2. Vertaal de probleemstelling naar een aantal punten en werk deze punten uit in een aantal concrete vragen.

3. Wat betreft de indeling van de enquête, begin met de meest relevante en interessante enquêtevragen, welke het belangrijkste? Demografische en persoonlijke vragen komen dus achteraan! (vraag naar functie/ leeftijd/ afdeling/locatie)

Slide 36 - Tekstslide

5. Bepaal hoe lang (tijd) de enquête mag duren, maak de enquête vooral niet te lang!
 
6. Verdeel vragen over diverse groepen of categorieën.

7. Zorg ervoor dat de enquêtevragen alle benodigde antwoordcategorieën afdekken. Houd dus bij het opstellen steeds uw doelstellingen in de gaten!

8. Laat ruimte vrij op het einde van de enquête voor eventuele opmerkingen, dit vinden sommige respondenten prettig, daarnaast kan het u nieuwe inzichten geven over het desbetreffende onderwerp

Slide 37 - Tekstslide

2. Vraagstelling van de enquête
1.  Gebruik duidelijke omschrijvingen en vermijd moeilijke of onduidelijke omschrijvingen zoals ‘dynamisch’, ‘innovatief’, etc. 
2. Vermijd het gebruik van dubbele ontkenningen.
3. Niet te veel open enquêtevragen! Open enquêtevragen kosten u veel weer tijd om te analyseren. 
4. Stel concrete, duidelijke vragen die duidelijke eenduidige antwoorden opleveren. Dus vraag maar één ding tegelijk.
5. Maak gebruik van neutrale enquêtevragen. Vermijd sturing te geven aan de antwoorden.

Slide 38 - Tekstslide

 6.Zorg ervoor dat de enquêtevragen gemakkelijk (met de computer) te verwerken zijn (zie websites)

7. Houd rekening met de context waarin de enquêtevragen gesteld worden.
8. Houd er rekening mee dat bepaalde enquêtevragen gevoelig liggen.
9. Formuleer de vragen niet te persoonlijk of bedreigen.

Slide 39 - Tekstslide

Websides
- Google form

- Surveymonkey.com

-Survio.com

Slide 40 - Tekstslide

3. Schaling van de enquête

1. gebruik altijd evenveel positieve als negatieve antwoordmogelijkheden.

Bijvoorbeeld een 4 puntschaal.

1 = helemaal mee oneens
2 = mee oneens
3 = mee eens
4 = helemaal mee eens
of
5 puntschaal.
1= helemaal mee oneens
2=mee oneens
3= niet eens/niet oneens
4= mee eens
5= helemaal mee eens


Meer antwoordmogelijkheden worden vaak gebruikt om een nauwkeuriger beeld te krijgen van de respondent.

Houd er rekening mee dat respondenten vaak niet kiezen voor uitersten. Hier zijn een aantal manieren voor, om dit tegen te gaan, bijvoorbeeld door geen neutrale antwoordmogelijk te geven, zo wordt de respondent gedongen een keuze te maken 

Slide 41 - Tekstslide

Interview
Je kunt ook kiezen voor het afnemen van interviews
- spreek vooraf af welke vragen je gaat stellen
- maak na het interview gelijk een samenvatting
- maak afspraken over de verwerking van de uitkomsten
- vraag toestemming voor het noemen van naam en functie

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Voor en nadelen enquête

Slide 44 - Open vraag