HV15 ma 13-1-2025

HV15 ma 13-1-2025
Het huiswerk was:
Lezen blz 218 groene theorie en maken blz 219 opdr 1 en 2.
Vandaag:
-uitleg theorie persoonlijk en bezittelijk vnw en nakijken HW
-maken opdr 3 en 4
-Lezen Groene theorie par 10 blz 222
-Maken opdr 2, 3 en 5




1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HV15 ma 13-1-2025
Het huiswerk was:
Lezen blz 218 groene theorie en maken blz 219 opdr 1 en 2.
Vandaag:
-uitleg theorie persoonlijk en bezittelijk vnw en nakijken HW
-maken opdr 3 en 4
-Lezen Groene theorie par 10 blz 222
-Maken opdr 2, 3 en 5




Slide 1 - Tekstslide

persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord                Bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

voornaamwoorden:
-Persoonlijk voornaamwooord (pers vnw): verwijst naar een persoon, dier of ding
-Bezittelijk voornaamwoord (bezit vnw): staat voor een znw en geeft bezit aan
Let op:
jou = pers vnw-> Dat boek is van jou.
jouw = bezit vnw-> Dat is jouw boek.

Slide 3 - Tekstslide

persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Noteer de persoonlijke voornaamwoorden.
(Zet er komma's tussen)

Ik vind het knap van jou dat je in de top-3 bent geëindigd.

Slide 6 - Open vraag

Noteer de persoonlijke voornaamwoorden.
(Zet er komma's tussen)

Jullie moeten hem die bal weer teruggeven.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de bezittelijke voornaamwoorden.
(Zet er komma's tussen)

Mijn broertjes zorgen goed voor hun wandelende takken.

Slide 8 - Open vraag

Noteer de bezittelijke voornaamwoorden.
(Zet er komma's tussen)

Zij liet haar verfkwast boven op zijn tekening vallen.

Slide 9 - Open vraag

Ik heb de boeken van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
de
C
Madelon
D
ik / de

Slide 10 - Quizvraag

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn ...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 11 - Quizvraag

Zij heeft haar fiets gemaakt.
Wat is het bez. vnw?
A
zij
B
heeft
C
haar
D
er is geen bez. vnw

Slide 12 - Quizvraag

voorzetsel (vz)
  • Geeft vaak een plaats, tijd, reden of oorzaak aan.
  • Worden ook wel 'kastwoorden' of 'feestjewoorden' genoemd.
  • Op, achter, naast, tijdens, langs, van, onder, bij, tussen, ...

Slide 13 - Tekstslide

Maken:

Blz 219 opdr 3 en 4
Lezen groene theorie blz 222 
Maken opdr 2, 3 en 5

Slide 14 - Tekstslide