Begrijpend lezen bl3wk4l1

Wat doe ik als ik het niet meer snap?
Je kunt straks:
• vertellen wat verwijswoorden zijn
• het woord vinden waar het verwijswoord naar wijst
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat doe ik als ik het niet meer snap?
Je kunt straks:
• vertellen wat verwijswoorden zijn
• het woord vinden waar het verwijswoord naar wijst

Slide 1 - Tekstslide



Lees: Ze zocht informatie op internet. (r4)
Je ziet het verwijswoord ze. Naar wie wijst ze?
leesopdracht
Lees de titel en de eerste, vetgedrukte alinea. 
Extra opdracht
Check of je het goede antwoord hebt door dit woord in de zin te gebruiken!
A
bedreigde dieren
B
haar spreekbeurt
C
Nederland
D
Veerle

Slide 2 - Quizvraag

Lees: Je leest haar spreekbeurt hieronder. (r7)
Je ziet het verwijswoord haar. 
Naar wie wijst haar? 
Markeer het antwoord in de tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Lees: Soms wordt hun leefgebied bedreigd. (r12-13)
In deze zin zie je het verwijswoord hun.
Waar wijst hun naar?
hun leefgebied = het leefgebied van ...
Leesopdracht
Lees de alinea Bedreigd
A
dieren
B
mensen
C
jonkies
D
Veerle

Slide 4 - Quizvraag


Lees: Daarom maken ... en planten. (regel 21 en 22)
Je ziet het verwijswoord ze. Naar wie wijst ze?
Leesopdracht
Lees de alinea Wetten
A
dieren
B
diersoorten
C
landen
D
planten

Slide 5 - Quizvraag

In r23 zie je het verwijswoord we.
 Wie bedoelt de schrijver met we? 
De schrijver bedoelt alle dieren / mensen in Nederland.
handen omhoog= dieren
handen omlaag = mensen

Slide 6 - Tekstslide


In r28 zie je het verwijswoord ze.
Naar wie wijst dit verwijswoord?
leesopdracht
Lees de alinea Rode Lijst
A
dieren
B
planten
C
onderzoekers
D
soorten

Slide 7 - Quizvraag

Zelfde alinea:
In r30-31 lees je: Hij beslist ... mogen jagen.
Welk verwijswoord zie je in deze zin?
A
dan
B
hij
C
mensen
D
niet

Slide 8 - Quizvraag

a Lees: Ze willen ... dieren verdwijnen. (r34-35)
Welk verwijswoord zie je in deze zin? Markeer in de tekst.

b Maak er een zin van zonder verwijswoord.:
 .......... willen niet dat er planten en dieren verdwijnen.

c In rl 35 zie je het verwijswoord ik. Naar wie wijst ik? Schrijf een naam op in plaats van het verwijswoord.
Tip: lees de eerste, vetgedrukte alinea nog een keer.
...... wil dat ook niet. 
Lees de alinea Helpen.
Maak nu zelf deze opdrachten:

Slide 9 - Tekstslide

Naar wie wijst het verwijswoord? 
Markeer het antwoord in de tekst

Slide 10 - Tekstslide


Lees: In Brabant ... dieren helpen. (regel 42-44) In deze zinnen zie je
twee keer het verwijswoord ze. Naar wie wijst ze?
Leesopdracht
Lees de alinea Meer groen.

A
Brabant
B
dieren
C
de overheid
D
Veerle

Slide 11 - Quizvraag

In r45 zie je het verwijswoord hij. 
Naar wie wijst hij? 
Markeer het in de tekst.

Slide 12 - Tekstslide

In r47 zie je het verwijswoord jullie.
Dit verwijswoord wijst niet naar een woord in de tekst.
Wie bedoelt de schrijver met jullie?

Slide 13 - Open vraag

De wilde hamster komt voor in Nederland, waar de wilde hamster
leeft in het zuiden van Limburg. De naam van de wilde hamster is
daar ‘de korenwolf’. De korenwolf kan 30 centimeter lang worden en
450 gram wegen.
In elke zin kun je woorden vervangen door een verwijswoord. 
Welke woorden zijn dat? En welk verwijswoord  hoort erbij?

Slide 14 - Tekstslide