Tandheelkunde implantologie les 1

Tandheelkunde implantologie 
Les 1
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Tandheelkunde implantologie 
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
Lesweek 1: Inleiding, materiaal en osseo-integratie
Lesweek 2: Indicatie en anamnese
Lesweek 3: Onderzoek en planning
Lesweek 4: Plaats en aantal implantaten in edentate situaties
Lesweek 5: Soorten implantaten
Lesweek 6: Operatieve fase
Lesweek 7: Prothetische fase, nazorg en onderhoud.
Lesweek 8: Herhaling en oefentoets
Lesweek 9: Theoretische toets

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wat een tandheelkundig implantaat is en wanneer het wordt toegepast.
  • Je kent de oorsprong van het tandheelkundig implantaat.
  • Je kent het begrip osseo-integratie en wat dit te maken heeft met een tandheelkundig implantaat.

Slide 3 - Tekstslide

Toets
  • Digitale kennistoets.
  • Op It's Learning.
  • Open vragen en meerkeuzevragen.
  • Theorie uit Tandheelkundige kennis voor tandartsassistenten, hoofdstuk 9. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een tandheelkundig implantaat?

Slide 5 - Open vraag

Implantaat
  • Kunstwortel.
  • Ter vervanging van één of meerdere gebitselementen.
  • Kan dienen als basis voor een kroon, brug of (gedeeltelijke) prothese.
  • Vroeger werd het vooral geplaatst in de onderkaak als basis voor een prothese.
  • Tegenwoordig steeds vaker als fundament voor kroon of brug. 

Slide 6 - Tekstslide

Van welk materiaal is een implantaat gemaakt?
A
Aluminium
B
RVS
C
Titanium
D
Kunststof

Slide 7 - Quizvraag

Noem een voordeel van een implantaat.

Slide 8 - Open vraag

Voordelen
  • Een element kan door een vaste oplossing worden vervangen zonder buurelementen erbij te betrekken.
  • Het kan een vaste oplossing bieden in vrij-eindigende situaties.
  • In edentate kaken kunnen implantaten drager zijn van een vaste brugconstructie of overkappingsprothese. 

Slide 9 - Tekstslide

Voorwaarden implantaat
  • Het moet stevig verankert zijn in het bot om goed te kunnen functioneren.
  • Het moet van weefselvriendelijk materiaal zijn (biocompatibel).
  • Het moet niet breken of vervormen. 

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
  • In duo's.
  • Gebruik internet en/of je boek.
  • Onderzoek de geschiedenis van het tandheelkundig implantaat.
  • Wie is de uitvinder?
  • Hoe werd de ontdekking gedaan?
  • Wanneer is het eerste implantaat geplaatst? 
  • En wat je verder nog kunt vinden.

Slide 11 - Tekstslide

Ontdekking implantaat
  • In 1958 per toeval ontdekt door orthopedisch chirurg Branemark (uit Zweden).
  • Hij ontdekte dat titanium aan bot kan vastgroeien.
  • Dit noemde hij osseo-integratie.
  • In 1965 eerste titanium schroef bij een mens geplaatst.
  • In 1967 eerste brugconstructie op implantaten in de onderkaak geplaatst. 

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
  • In duo's.
  • Onderzoek het volgende:
  • Wat is osseo-integratie?
  •  Wat zijn de voorwaarden voor een goede osseo-integratie?
  • Wat is er nodig voor een goede osseo-integratie?

Slide 13 - Tekstslide

Osseo-integratie
  • Titanium kan een goede verbinding aangaan met bot.
  • Er is direct contact tussen bot en implantaat.
  • Er is dus geen parodontaal ligament zoals bij een natuurlijk gebitselement.
  • Vaak worden implantaten ruwer gemaakt zodat de osseo-integratie beter is. 
  • Ruwer maken van implantaten kan door zandstralen of etsen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is spongieus bot?
A
Hard bot
B
Zacht bot

Slide 15 - Quizvraag

Snelheid osseo-integratie
  • Afhankelijk van de kwaliteit van het kaakbot.
  • Leeftijd van de patiënt.
  • Onderkaak gaat sneller dan de bovenkaak.
  • In de bovenkaak is meer spongieus (zacht) bot aanwezig.
  • In de onderkaak is meer corticaal (hard) bot aanwezig.
  • Periode van ingroei ligt tussen de 2 en 5 maanden.
  • Daarna implantaat pas belasten. 

Slide 16 - Tekstslide

Andere invloeden
  • Aanwezigheid van bot is ook bepalend voor de ondersteuning van de gingiva.
  • Daarnaast zorgt een goede aanwezigheid van het bot voor een gezond en esthetisch eindresultaat rondom een kroon of brug op implantaten. 

Slide 17 - Tekstslide

Ontwikkelingen
  • Naast titanium zijn er inmiddels ook implantaten van zirkonium of een combinatie van titanium met zirkonium.
  • Sommige fabrikanten beweren dat dit sterker zou zijn dan alleen titanium. 
  • Biologische tandartsen maken vaak gebruik van zirkonium implantaten omdat daar geen metaal in zit.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
  • In duo's.
  • Onderzoek het volgende:
  • Wat is een mesostructuur van een implantaat?
  • Wat is een suprastructuur van een implantaat? 
  • Hoe ziet de mesostructuur van een prothese eruit?
  • Hoe ziet de mesostructuur van een kroon of brug eruit?

Slide 19 - Tekstslide

Mesostructuur
  • Het onderdeel dat zich tussen de implantaten en de prothese/kroon/brug bevindt.
  • Bij een prothese zijn dat een staaf (steg) of drukknoppen.
  • Bij een kroon of brug is het een abutment.

Slide 20 - Tekstslide

Suprastructuur
  • De constructie die op de mesostructuur geplaatst wordt waar je mee kunt kauwen.
  • Bijvoorbeeld: prothese, kroon of brug. 

Er zijn verschillende manieren waarmee je de suprastructuur met de mesostructuur kunt verbinden. Staaf/huls, drukknoppen, verschroeven, verlijmen.

Slide 21 - Tekstslide

Suprastructuur prothese
Mesostructuur prothese
Suprastructuur kroon
Mesostructuur kroon

Slide 22 - Sleepvraag

Huiswerk
  • Lees hoofdstuk 9.1 en 9.2 uit het boek Tandheelkundige kennis voor tandartsassistenten (blz. 286 t/m 288).
  • Maak van deze tekst 3 vragen over de onderwerpen die je lastig vindt, niet begrijpt of waar je meer uitleg over wil.
  • Lever deze uiterlijk maandag in.
  • Ik verwerk deze dan anoniem in de volgende les.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is jouw mening over de les?
Ik heb nog een vraag.
Lastige theorie maar duidelijk uitgelegd.
Ik wist dit al.
Help, ik snap er niets van!

Slide 24 - Poll