Spelling BLOK 4

Weglatingsstreepje
en Tussenletters bij samenstellingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Weglatingsstreepje
en Tussenletters bij samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Weglatingsstreepje
Als je een deel van een woord weglaat, mag dat met een weglatingsstreepje.
Let op: 
- als je het eind van het woord weglaat, komt het streepje bij het eerste woord aan het eind, bijv. in- en uitvoer.
- als je het begin van het woord weglaat, komt het streepje aan het begin van het tweede woord, bijv. damesjassen en -jurken.
- laat je een heel woord weg, dan gebruik je geen streepje.

Slide 2 - Tekstslide

Kies de juiste vorm
Landbouw en Tuinbouw
A
Land- en Tuinbouw
B
Land en tuin- bouw
C
Landbouw en Tuinbouw
D
Land en- tuinbouw

Slide 3 - Quizvraag

Kies de juiste vorm
Dorpsstraten en dorpspleinen
A
-Straten en dorpspleinen
B
Dorpsstraten en -pleinen
C
Straten en dorpspleinen
D
Dorpsstraten en pleinen

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vorm
Harde broodjes en zachte broodjes
A
Harde en zachte broodjes
B
Broodjes -Zacht en hard
C
Harde- en zachte broodjes
D
Harde Broodjes en zachte -

Slide 5 - Quizvraag

Tussenletter -s-

De tussenletter -s schrijf je:

De tussenletter -s- kun je meestal horen.

Begint het tweede woord ook met een s- of s-klank, vervang dan het tweede woord om de tussenletter -s- te horen.


Bijvoorbeeld:

meningsverschil - varkensstal / varkensvlees

Slide 6 - Tekstslide

Tussenletters -en-
  • Als het eerste woord een zn is en alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 7 - Tekstslide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft, gebruik je ook -e- als tussenletters.
  • apetrots
  • reuzesterk

  • Als het eerste woord géén zelfstandig naamwoord is, gebruik je ook -e- als tussenletters:
  • lachebek, want lach is hier een vorm van het werkwoord lachen


Slide 8 - Tekstslide

Acht uitzonderingen
Sommige woorden houden een -e als tussenletter,
hoewel ze als je de hoofdregel zou volgen -en zouden moeten krijgen.

Slide 9 - Tekstslide

1. Meervoud op -s
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op –s.

horloge – horloges
horlogemaker

Slide 10 - Tekstslide

2. Meervoud op –s en -en
Het eerste deel heeft twee meervouden,
op –s en op –en 

groente – groenten + groentes
groentesoep

Slide 11 - Tekstslide

3. Unieke persoon of zaak
Woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak:

zonnestraal
maneschijn
Koninginnedag

Tip: er is er maar 1 van!

Slide 12 - Tekstslide

4. Versterking 
In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: 
Hoe trots? apetrots
boordevol
reuzeleuk
beregoed

Slide 13 - Tekstslide

5. Geen meervoud
Het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud:

rijstepap
roggebrood

Slide 14 - Tekstslide

6. Bijvoeglijk naamwoord
Het eerste deel van het woord is een bijvoeglijk naamwoord:

hogeschool
blindedarm

Slide 15 - Tekstslide

Let op: dier + plant
Woorden van het type ‘dier+plant’ vallen onder de hoofdregel en krijgen een tussen-n:

eendenkroos
rattenkruid
paardenbloem

Slide 16 - Tekstslide

7. Werkwoord
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord,
maar een werkwoord. 

brekebeen
spinnewiel

Slide 17 - Tekstslide