Extra oefenopdrachten H3 en H4

Extra oefenopdrachten H3 en H4
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Extra oefenopdrachten H3 en H4

Slide 1 - Tekstslide

Een voorbeeld van ruilen over tijd is:
A
Ik koop nu auto en ik leen daarvoor geld.
B
Ik koop nu een auto en ik betaald die meteen.
C
Ik ga eerst sparen zodat ik later een auto kan kopen.
D
Appels ruilen tegen peren.

Slide 2 - Quizvraag


Wat is GEEN leenmotief?
A
Lenen voor een huis
B
Lenen voor een plotselinge dure reparatie aan de auto
C
Lenen voor een nieuwe caravan
D
Lenen vanwege de lage rente

Slide 3 - Quizvraag

De SWOT-analyse ...
A
zijn de activiteiten die de verkoop bevorderen.
B
geeft de marketingmix van een bedrijf weer.
C
geeft de ondernemer inzicht in de sterke en zwakke punten van zijn bedrijf en welke kansen en bedreigingen er zijn in de markt.
D
geeft de ondernemer inzicht in de financiën van zijn bedrijf.

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurt er met je koopkracht als er inflatie is?
A
Je kunt meer kopen omdat prijzen dalen.
B
Je kunt minder kopen omdat prijzen stijgen.
C
Inflatie heeft geen invloed op wat je kunt kopen.
D
Je kunt evenveel blijven kopen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een doorlopend krediet?
A
Een kredietvorm waarbij je naar behoefte geld kunt opnemen
B
Een lening aan een consument voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
C
Een manier van kopen van een product door middel van gespreide betalingen
D
Een kredietvorm waarbij je alleen rente betaalt over het opgenomen bedrag

Slide 6 - Quizvraag

wat is niet juist?
Bij doorlopend krediet...
A
... hoeft het krediet niet in één keer te worden opgenomen
B
...hoef je pas aan het einde van de looptijd af te lossen
C
...kan het reeds afgeloste deel opnieuw opgenomen worden

Slide 7 - Quizvraag

Welk P van de marketingmix
zie je hier?
A
product
B
promotie
C
plaats
D
prijs

Slide 8 - Quizvraag

Welke P van de marketingmix wordt hier gebruikt?
A
prijs
B
plaats
C
personeel
D
product

Slide 9 - Quizvraag

Nettowinstmarge berekenen

Formule: nettowinst / omzet x 100 = ........ %

Bereken de nettowinstmarge
Omzet                 € 5.000
Nettowinst        € 1.100

Slide 10 - Tekstslide

Bruto- en nettowinstmarge --> (opdr. 4.17 op blz. 57)
Brutowinstmarge: De verhouding tussen omzet en winst uitgedrukt als een percentage van de omzet.


Bij de nettowinstmarge doe je hetzelfde, maar dan nettowinst ipv brutowinst.
Tip: 4.17 is een belangrijke opdracht!






Slide 11 - Tekstslide

De nettowinst is €500.
De omzet is €1.280.
Bereken de nettowinstmarge.

Slide 12 - Open vraag

De winst van Louise was vorig jaar € 45.000. Dit jaar is de winst 23% hoger. Bereken het nieuwe winstbedrag.

Slide 13 - Open vraag

Salaris was €2875,- en is nu €3000,- met hoeveel procent gestegen?
(rond af op 1 decimaal)
Formule=(Nieuw - oud) : oudx 100

Slide 14 - Open vraag

Hakim wil graag van zijn overbodige sneakers af. Hij zet de sneakers in de aanbieding. Na 5 dagen actie heeft hij 300 sneakers verkocht, dat is precies 30% van de voorraad.

Bereken na hoeveel dagen hij 54% voorraad verkocht heeft?
Hoeveel sneaker had hij op voorraad?

Slide 15 - Tekstslide