In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Les 1
Regels op het werk.
Slide 1 - Tekstslide
welke pbm's ken je?
Slide 2 - Woordweb
Terugblik
Het vorige hoofdstuk ging over PBM's. Die zijn verplicht. Welke regels zijn er preciers en waarvoor? Daar gaat dit hoofdstuk over.
Slide 3 - Tekstslide
Doel
-welke wetten en regels zijn er voor veiligheid en gezondheid?
Slide 4 - Tekstslide
4.1
Er zijn wetten waar jij en je stagebegeleider zich aan moeten houden.
De wetten gaan dan over veiligheid, gezondheid en welzijn. Vaak hebben we het dan over de V&G wetgeving.
Slide 5 - Tekstslide
veiligheid op werk
Veiligheid betekent dat je ongelukken probeert te voorkomen. Bijvoorbeeld door te waarschuwen voor een gladde vloer.
Slide 6 - Tekstslide
Gezondheid op het werk
Gezondheid betekent dat je mensen niet ziek wilt laten worden door het werk. Bijvoorbeeld door ze PBM's te geven.
Slide 7 - Tekstslide
Welzijn op het werk.
Welzijn betekent dat je je goed moet voelen op je werk.
Bijvoorbeeld door zelf de temperatuur te kunnen regelen.
Slide 8 - Tekstslide
Maak opdracht 1 en 2 in je boek
Slide 9 - Tekstslide
4.2
De V&G wetgeving heeft drie doelen.
- bescherming
- verbeteren werkplek
- arbeidsomstandigheden
Slide 10 - Tekstslide
bescherming
Bescherming bij het uitvoeren van werkzaamheden. Neem regelmatig pauze. het voorkomt dat je moe wordt en daardoor fouten maakt. Door een fout kan een ongeval gebeuren.
Slide 11 - Tekstslide
Verbeteren werkplek
Verbeteren van veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk. Een zaagmachine heeft stofafzuiging. Je ademt het stof dan niet in.
Slide 12 - Tekstslide
Arbeidsomstandigheden
Zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. Als je goed zit kun je beter werken. En je krijgt geen pijn in je schouders en rug.
Slide 13 - Tekstslide
4.3
Als je met eten werkt, moet je hygiënisch werken. Anders kun je zelf of kunnen je gasten ziek worden. Daarom zijn er HACCP-richtlijnen. HACCP betekent: gevarenanalyse en kritische controlepunten. Er wordt gekeken naar de mogelijke gevaren voor de veiligheid van voedsel. Je onderzoekt gevaren en controleert belangrijke punten.
Slide 14 - Tekstslide
Persoonlijke hygiëne
Je moet in de keuken extra op je persoonlijke hygiëne letten. Draag een haarnetje, schone kleding en gebruik koksdoeken. Je mag geen sieraden dragen. Dit zorgt ervoor dat je zo schoon mogelijk werkt.
Slide 15 - Tekstslide
Handen wassen
Je moet ook regelmatig je handen wassen. Voor je begint met het bereiden van voedsel. Of als je naar het toilet bent geweest.
Slide 16 - Tekstslide
Wondzorg
Dek wondjes af met verband of een pleister. Draag over het verband of de pleister een handschoen.
Slide 17 - Tekstslide
gekoeld bewaren
Op het eten zitten bacteriën. Bacteriën groeien sneller als het warm is. Daarom moet je eten snel laten afkoelen en koud bewaren. Controleer regelmatig de temperatuur van de koelkast. De Temperatuur mag maximaal 7 graden zijn.
Slide 18 - Tekstslide
Voorkom besmetting
Als bacteriën van kip bij je brood komen, kun je ziek worden. Daarom heeft elk soort eten zijn eigen kleur snijplank.
Slide 19 - Tekstslide
Schoonmaken
De gasten zijn weg. Nu nog de keuken schoonmaken. Door goed schoon te maken, voorkom je bacteriën en ongedierte.
