WRE 2TN - Cursus Spelling - §3 Komma

Leg je materiaal klaar op tafel (boek en schrift)
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§3 Leestekens: komma
Voordat we beginnen:
WELKOM 2TN
Wat klopt hier niet?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leg je materiaal klaar op tafel (boek en schrift)
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§3 Leestekens: komma
Voordat we beginnen:
WELKOM 2TN
Wat klopt hier niet?

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - Spelling
1. Lesdoelen
2. Herhalingsvragen: hoofdletters
3. Instapopdracht
4. Uitleg: komma
5. Samen oefenen
6. Zelfstandig werken
7. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

  • Je leert de komma's op de juiste manier gebruiken;
  • Je leert waarom leestekens nodig zijn om een tekst te kunnen begrijpen.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
het eiland mallorca
B
het Eiland Mallorca
C
Het Eiland Mallorca
D
het eiland Mallorca

Slide 5 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
belgische gerechten
B
belgische Gerechten
C
Belgische Gerechten
D
Belgische gerechten

Slide 6 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
kerstvakantie
B
Kerstvakantie
C

Slide 7 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 8 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
loes van loo
A
Loes van Loo
B
Loes Van loo .

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
ik ga met kerstmis naar groot- brittannië

A
Ik ga met Kerstmis naar Groot- Brittannië.
B
Ik ga met kerstmis naar groot- Brittannië.
C
D

Slide 11 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Het is Herfst
B
Het is herfst.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
noord-brabant
B
Noord-brabant
C
Noord-Brabant
D
noord-Brabant

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Fenna van der molen
B
Fenna Van Der Molen
C
Fenna van der Molen
D
Fenna Van der Molen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Rindert van der Meer
B
Rindert Van der Meer
C
Rindert Van Der Meer
D
Rindert van der meer

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin in goed?
A
Op Vrijdag geeft Mevrouw Wassenaar ons het eerste uur Nederlands.
B
Op vrijdag geeft mevrouw Wassenaar ons het eerste uur Nederlands.
C
Op vrijdag geeft Mevrouw Wassenaar ons het eerste uur Nederlands.
D
Op vrijdag geeft mevrouw Wassenaar ons het eerste uur nederlands.

Slide 17 - Quizvraag

Welke woorden in het onderstaande verhaaltje schrijven we met een hoofdletter?
tiener verslaat tetris: spel bereikt voor het eerst weer level 0
een 16-jarige amerikaan is erin geslaagd om het computerspel tetris op een nintendo vanaf het beginpunt zo lang door te spelen dat het weer werd teruggezet naar level 0. dat is voor het eerst, aangezien het spel bij een eerder record vastliep bij level 157. dankzij aanpassingen in het spel kon michael artiaga verder spelen zonder dat het crashte.

OPDRACHT
timer
2:00
Klaar? Open je boek op:
Kader = blz. 228-229
Basis = blz. 222-223

Slide 18 - Tekstslide

Welke woorden in het onderstaande verhaaltje schrijven we met een hoofdletter?

Tiener verslaat Tetris: spel bereikt voor het eerst weer level 0
Een 16-jarige Amerikaan is erin geslaagd om het computerspel Tetris op een Nintendo vanaf het beginpunt zo lang door te spelen dat het weer werd teruggezet naar level 0. Dat is voor het eerst, aangezien het spel bij een eerder record vastliep bij level 157. Dankzij aanpassingen in het spel kon Michael Artiaga verder spelen zonder dat het crashte.

OPDRACHT

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Je moet leestekens gebruiken om een tekst beter leesbaar te maken. Voorbeelden van leestekens zijn: punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's. In deze les leer je wanneer je de komma moet gebruiken.

Zo gebruik je komma's:
  • In een zin met twee persoonsvormen achter elkaar: Toen de bel ging, blafte de hond hard.
  • Tussen de delen van een opsomming: Ik kocht nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.
  • Voor voegwoorden: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, want, toen enz.
De komma

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf de zin over met komma's.

Lara is niet zenuwachtig voor de auditie want ze heeft goed geoefend.

Slide 23 - Open vraag

Plaats komma's.

De leeuw de olifant en de neushoorn zijn onderdeel van de Big Five.

Slide 24 - Open vraag

Plaats een komma.

Als je nu niet doorloopt krijg je een stomp.

Slide 25 - Open vraag

Staat de komma in deze zin goed?

Nederlands gaan graag op vakantie naar warme landen zoals Zuid-Afrika, Aruba en Spanje.
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Opdrachten maken
WAT?
BASIS: Cursus 7 Spelling §3 Opdracht 1, 2 en 4 (blz. 222-223).
KADER: Cursus 7 Spelling §3 Opdracht 1 t/m 4 (blz. 228-229).
HOE?
Zelfstandig. In je boek en schrift.
HULP?
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
TIJD?
Tot het einde van deze les.
WAAROM?
Om te oefenen met leestekens.
KLAAR?
Lees alvast de theorie van §3 of maak een samenvatting van de groene blokjes theorie.

Slide 27 - Tekstslide

  • Je leert de komma's op de juiste manier gebruiken;
  • Je leert waarom leestekens nodig zijn om een tekst te kunnen begrijpen.
Lesdoelen

Slide 28 - Tekstslide