- Je kent en herkent het voorwaardelijk tekstverband
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Lezen 3.2
- Je kunt een betogende tekst herkennen en lezen
- Je kunt standpunt, argumenten herkennen
- Je kunt kritisch lezen
- Je kunt verwijzingen vaststellen
- Je kent en herkent het voorwaardelijk tekstverband
Slide 1 - Tekstslide
Welke kenmerken horen bij verkennend lezen?
A
een tekst bekijken om een eerste indruk te krijgen
B
een tekst goed lezen
C
je leest de eerste zinnen van elke alinea tussen inleiding en slot
D
Je leest alleen de laatste alinea.
Slide 2 - Quizvraag
Noem 7 tekstverbanden.
Slide 3 - Woordweb
Het signaalwoord ‘bijvoorbeeld’ is een ……….. tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
uitleggend
D
tegenstellend
Slide 4 - Quizvraag
De signaalwoorden ‘net als’, ‘zoals’ en ‘evenals’ horen bij het ……… tekstverband
A
opsommend
B
concluderend
C
vergelijkend
D
uitleggend
Slide 5 - Quizvraag
Oom Ger doet nooit mee, hij leest namelijk liever een boek.
‘Namelijk' is een signaalwoord ……… tekstverband
A
Redengevend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
uitleggend
Slide 6 - Quizvraag
Sleepvraag
De volgende vraag is een sleepvraag:
Zet de plaatjes in de juiste kolom
Vraag:
Wat is het tekstdoel van de verschillende plaatjes?
Slide 7 - Tekstslide
Informeren
Amuseren
Activeren
Overtuigen
Slide 8 - Sleepvraag
Betogende tekst
In een betogende tekst geeft de schrijver zijn mening en verdedigt die met argumenten. Betogen betekent eigenlijk 'met bewijzen aantonen'. De schrijver wil de lezer overtuigen dat zijn mening juist is.
Slide 9 - Tekstslide
Betogende tekst
Veel betogen hebben een driedeling:
Inleiding: de schrijver noemt het odnerwerp en geeft aan wat hij ervan vindt.
Kern: de schrijver geeft argumenten voorzijn mening.
Slot: de schrijver trekt een conclusieof vat het belangrijkste samen.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Betogen
Betogen kun je ook op de volgende manier:
demonstreren.
1. Schrijf de reden op waarvoor ze betogen.
2. Schrijf de argumenten op die zij gebruiken.
Doe dit in de volgende dia.
Slide 12 - Tekstslide
1. De demonstranten demonstreren voor ……. 2. Argumenten die zij gebruiken zijn:
Slide 13 - Open vraag
Kritisch lezen
Als je ritisch leest stel je jezelf de vraag: 'Is de schrijver deskundig? Is de informatie betrouwbaar? Is de informatei waar"?
In een betoog zijn het vooral de argumenten die je kritisch leest.
Slide 14 - Tekstslide
Kritisch lezen
Stel jezelf de volgende vragen bij het lezen van argumenten in een betoog:
1. Bij een feit als argument: is dit waar? Is het werkelijk zo gebeurd? Is dit onderzocht?
2. Bij een mening als argument: vind ik dit overtuigend? Vind ik dit zelf ook? Klopt dit met wat ik heb meegmaakt? Hoe waarschijnlijk is dit?
Slide 15 - Tekstslide
Geef je mening over de argumenten die de schoonmakers geven in het filmpje. Gebruik hiervoor de vragen de twee eerdere dia’s.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Geef aan wat verwijswoorden zijn en geef aan hoe je ze kunt vinden.
Slide 18 - Open vraag
Tekstverband oorzaak-gevolg
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Wat is het signaalwoord oorzaak-gevolg in de volgende zin?
Er stond geen zuchtje wind. Daardoor kwamen de zeilboten niet vooruit.
A
Er
B
Daardoor
C
kwamen
D
voorui
Slide 21 - Quizvraag
Huiswerk
Leren theorie
Maken opgaves die je moeilijk vindt.
Extra leestaak.
Toets begrijpend lezen: week 9 (dag nog niet bekend i.v.m. ander rooster).