§7.6 Chemisch rekenen

Wat weet je nog van de vorige les
Uitleg paragraaf 7.6
Even checken 
Wat gaan we doen vandaag?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van de vorige les
Uitleg paragraaf 7.6
Even checken 
Wat gaan we doen vandaag?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de molecuulmassa van CO2
A
44u
B
30u
C
28u
D
12u

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de molecuulmassa van de alkaan C2H6
A
13u
B
30u
C
18u
D
25u

Slide 3 - Quizvraag

wat is de molecuulmassa van H2SO4?
A
98u
B
96u
C
49u
D
78u

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de molecuulmassa van H3PO4?

Slide 5 - Open vraag

wat is het massapercentage van zuurstof in H2SO4?
A
16,3%
B
32,7%
C
65,3%
D
45,1%

Slide 6 - Quizvraag

Na deze les over § 1.7 kun je:

    • rekenen met machten van 10.
    • het verschil uitleggen tussen grootheden en eenheden.
    • rekenen met voorvoegsels.
    • een eindresultaat van een berekening noteren met het juiste aantal significante cijfers.
    Wat weet je na deze les

    Slide 7 - Tekstslide

    Je telt uit hoeveel cijfers je antwoord bestaat. 
    Het getal 634 bestaat bijvoorbeeld uit drie significante cijfers. 

    Let op met kommagetallen 
    Nullen voor het getal tel je niet mee. 0,034 bestaat dus uit twee significante cijfers
    Nullen achter een getal tel je wel mee. 
    • Het getal 3600 heeft dus vier significante cijfers.
    • het getal 36,00 heeft ook vier significante cijfers.

    Wetenschappelijk notatie
    Als je 3600 met twee significante cijfers wil schrijven, dan gebruik je de wetenschappelijke notatie: 36 x 102
    Significantie

    Slide 8 - Tekstslide


    10-4 =
    A
    10000
    B
    100000
    C
    0,0000
    D
    0,0001

    Slide 9 - Quizvraag

    Hoeveel significante cijfers heeft het getal 0,00234
    A
    3
    B
    5
    C
    6
    D
    2

    Slide 10 - Quizvraag

    Hoeveel significante cijfers heeft het getal 61
    A
    2
    B
    0

    Slide 11 - Quizvraag

    Hoeveel significante cijfers heeft het getal 4,000
    A
    3
    B
    1
    C
    4
    D
    2

    Slide 12 - Quizvraag

    Optellen en aftrekken
    Je antwoord heeft evenveel cijfers achter de komma als het getal met het kleinste aantal cijfers achter de komma. 

    Bijvoorbeeld 5,32 + 72,2 
    Minste aantal cijfers achter de komma = 1 (72,2) 
    5,32 + 72,2 = 77,5.

    Delen en vermenigvuldigen
    Je antwoord bestaat uit evenveel significante cijfers als het getal met het kleinste aantal significante cijfers. 

    Bijvoorbeeld: 76,56 x 5 
    Kleinste aantal significante cijfers = 1 significant cijfer (5)
    76,56 x 5 = 4 x 102.
    Significantie

    Slide 13 - Tekstslide

    De 5 grootheden en eenheden die je moet kennen
    Grootheden en eenheden

    Slide 14 - Tekstslide

    Eenheden omrekenen met voorvoegsels zoals kilo, hecto en mili.

    Hieronder zie je wat elk stapje betekent bij een lengte maat (factor 10) en wat dat met de komma doet.
    Omrekenen met voorvoegsels

    Slide 15 - Tekstslide

    Dat geldt natuurlijk ook voor oppervlaktes en volumes!

    let op
    • m: factor 10
    • m2: factor 2x 10 =100
    • m3: factor 3x 10 = 1000




    Volumes kun je ook omrekenen van liter naar dm3
    Omrekenen met voorvoegsels

    Slide 16 - Tekstslide


    4,5.102 =
    A
    0,0045
    B
    450
    C
    0,045
    D
    45

    Slide 17 - Quizvraag

    5,4 g = ......... μg

    Slide 18 - Open vraag


    250 cm3 = ....... liter
    A
    0,25 liter
    B
    2,5 liter
    C
    25 liter
    D
    250 liter

    Slide 19 - Quizvraag


    28 dm2 = ...... km2 
    A
    28.106
    B
    28.108
    C
    0,28.107
    D
    2,8.105

    Slide 20 - Quizvraag

    Slide 21 - Tekstslide