In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Tekst
jaar 2 H2 Lezen: Hoofdzaken en bijzaken
Slide 1 - Tekstslide
Bekijk de afbeelding van de mindmap.
Wat is het onderwerp van de mindmap?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
In het midden staat wat ...
A
belangrijk is
B
minder belangrijk is
Slide 4 - Quizvraag
Hoe verder je naar links of rechts gaat ... het wordt.
A
belangrijker
B
minder belangrijk
Slide 5 - Quizvraag
Wat staat er op de drie hoofdlijnen in de mindmap?
Slide 6 - Open vraag
Welke verzamelnaam voor de buitensporten snowboarden, schaatsen en skiën ontbreekt in de mindmap?
A
koude sporten
B
wintersport
Slide 7 - Quizvraag
Instructiefilmpje hoofdzaken en bijzaken
https://player.vimeo.com/video/266107192
Slide 8 - Tekstslide
Hoofdzaken en bijzaken
De belangrijkste informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.
Als je de hoofdzaken van een tekst wilt vinden:
- lees je de inleiding en het slot.
- lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
In de rest van de alinea vind je vaak een uitleg of een voorbeeld.
De lay-out (= opmaak) van een tekst helpt je vaak ook de hoofdzaken te vinden.
In studieboeken staan bijvoorbeeld de hoofdzaken vetgedrukt of staat de uitleg in een andere kleur.
Slide 9 - Tekstslide
Lees de tekst: De teek
Slide 10 - Tekstslide
Geef aan of de onderstreepte zin 'a' een hoofdzaak of een bijzaak is:
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 11 - Quizvraag
Geef aan of de onderstreepte zin 'b' een hoofdzaak of een bijzaak is:
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 12 - Quizvraag
Geef aan of de onderstreepte zin 'c' een hoofdzaak of een bijzaak is:
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 13 - Quizvraag
Geef aan of de onderstreepte zin 'd' een hoofdzaak of een bijzaak is:
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 14 - Quizvraag
In alinea 3 staat de Latijnse naam van de bacterie. Is dat een hoofdzaak of een bijzaak?
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 15 - Quizvraag
De zinnen in alinea 4 zijn:
'Mensen die voor hun werk veel buiten in het groen zijn, lopen risico op tekenbeten. Ook kinderen die buiten spelen en mensen die bijvoorbeeld picknicken of wandelen in het bos, kunnen tekenbeten krijgen.'
A
hoofdzaken
B
bijzaken
Slide 16 - Quizvraag
Het zijn bijzaken, want het zijn voorbeelden van gastheren waar teken naar op zoek gaan.
A
dat klopt
B
dat klopt niet
Slide 17 - Quizvraag
Waarom lopen mensen die voor hun werk veel in het groen zijn risico op tekenbeten?
Slide 18 - Open vraag
De laatste zin van de tekst is een waarschuwing. In welke alinea staat waarom je een teek zo snel mogelijk moet weghalen?
A
alinea 1
B
alinea 2
C
alinea 3
D
alinea 4
Slide 19 - Quizvraag
Lees de tekst: Skater
Slide 20 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Stichting STAD
B
skater Pepijn
C
jongeren in Haarlem
D
skatecultuur
Slide 21 - Quizvraag
Hoe heb je het onderwerp gevonden?
A
Door de titel te lezen
B
Door van elke alinea de eerste regel te lezen.
C
Door de de inleiding te lezen
D
Door het slot te lezen
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
Verbind de woorden met de juiste betekenis
manier waarop skaters leven
series wedstrijden om kampioenschap
door beroepsmensen gebruikt
levensstijl, manier van leven
bezighouden met
plekken
locaties (4)
te storten op (3)
lifestyle (3)
competities (2)
professioneel (2)
skatecultuur (1)
Slide 23 - Sleepvraag
Wat is de hoofdzaak van alinea 2?
A
Pepijn ging skaten door zijn vader
B
professionele boarden zijn beter
C
Er bestaan skate competities
D
Pepijn is een goede skater
Slide 24 - Quizvraag
Noem een bijzaak uit alinea 2:
Slide 25 - Open vraag
Alinea 3 begint met het belangrijkste. Daarna vind je …
A
een uitleg
B
voorbeelden
C
een uitleg en voorbeelden
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een passend tussenkopje voor alinea 4?
A
Zaanenpark en 't Landje
B
skateplekken
C
het is vaak nat in Nederland
D
overdekte skatebanen
Slide 27 - Quizvraag
Voor welke skateplek heeft Pepijn voorkeur? Leg uit waarom:
Slide 28 - Open vraag
Wat is de hoofdzaak van alinea 5?
A
Skaten is een dure hobby.
B
Per jaar verbruikt Pepijn meer dan vier boards.
C
een board kost tussen de 50 en 80 euro.
D
Pepijn besteed 600 euro per jaar aan skaten
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de hoofdzaak van alinea 6?
A
Met skaten val je vaak
B
Door skaten breek je je voeten
C
Pepijn is een brokkkenpiloot
D
Skaten is geen ongevaarlijke sport
Slide 30 - Quizvraag
Waarom gaat Pepijn op zondag weleens in de Ripperda-garage skaten?
A
omdat het dan weekend is en Pepijn de hele dag de tijd heeft
B
Omdat er op zondag niet veel auto’s in de garage staan, en dan is er ruimte om te skaten.
C
op zondag werkt de politie niet en het is verboden daar te skaten
Slide 31 - Quizvraag
Naast de skatecultuur bestaan er andere jongerenculturen. Noem er twee:
Slide 32 - Open vraag
Wat vond je van deze les?
A
heel moeilijk
B
beetje moeilijk
C
makkelijk
D
heel makkelijk
Slide 33 - Quizvraag
Wat heb je geleerd van deze les over hoofdzaken en bijzaken?
Slide 34 - Open vraag
Heb je het gevoel dat je genoeg hebt geleerd in deze les om over dit onderwerp (hoofdzaken en bijzaken) een toets te kunnen maken?
A
ja
B
nee
Slide 35 - Quizvraag
Als je 'nee' hebt ingevuld bij de vorige vraag, wat heb je dan nog nodig om wel genoeg vertrouwen in jezelf te krijgen?