Recap Book 3: 1-7 + Grammar: 33-39

TODAY'S PROGRAM: 




Recap Information Technology 1-7 and Grammar unit 33-39

Questions?? 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

TODAY'S PROGRAM: 




Recap Information Technology 1-7 and Grammar unit 33-39

Questions?? 

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:00
What is the most difficult subject for you from the grammar?

Slide 2 - Woordweb

Short recap:

  • Landen en nationaliteiten ( let op hoofdletters, koppeltekens)!!!
  • Aanwijzende voornaamwoorden: dichtbij  (this, these) ver weg (that those) 
  • Vragende voornaamwoorden: Who, whose (van wie) whom (met wie) . 
  • Dingen in algemeen: WHAT
  • Keuze: WHICH
  • Waar: WHAT & WHERE ( Where were you born/ What do you think)

Slide 3 - Tekstslide

An inhabitant of Spain and the Netherlands are called:
timer
0:30
A
Spaniard and Dutchman
B
Spainiard and Dutchmen
C
Spanish and Dutchman
D
Spaniard and Dutchmen

Slide 4 - Quizvraag

Translate into English: 'een Marokkaan' and 'Belgische chocolade'

Slide 5 - Open vraag

"Dit" are (Finland) euro coins.
timer
0:30
A
This are finnish euro coins.
B
This are Finnish euro coins.
C
These are Finnish euro coins.
D
These are finnish euro coins.

Slide 6 - Quizvraag

..........do you prefer? Black or white coffee?
timer
0:30
A
What
B
Where
C
Who
D
Which

Slide 7 - Quizvraag

Betrekkelijke vnw: 
Zegt iets over voorafgaand zelfst nw (De student, die....)
               mag soms weggelaten worden
  • Who (personen)/ whose(bezit)/whom(na voorzetsel)
  • Which  (dingen en dieren) that mag ook 
  • That :na -thing woorden en overtreffende trap (Is there something that you miss? / This is the best option that I have found)

Slide 8 - Tekstslide

Fill in: They bought an old house......was 80
years old.
The price.......you ask, is too high.
(betrekkelijke vnw)
timer
0:30
A
which , that
B
who, that
C
that, that
D
who, which

Slide 9 - Quizvraag

Translate: De klanten met wie ik belde, waren tevreden.
timer
0:40

Slide 10 - Open vraag

Wederkerende voornaamw.

Slaat terug op het onderwerp en geven nadruk  (Ik was me 
's morgens)
  • Verschil NED-ENG: niet altijd letterlijk te vertalen. 
  • zich afvragen:            to wonder
  • zich voorstellen:        to imagine

Slide 11 - Tekstslide

Translate: Heb je dit zelf gemaakt?
A
Did you make this yourself?
B
Did you make this?
C
Did you make this yourselves?
D
Have you make this yourself?

Slide 12 - Quizvraag

Translate: Ik kan me niet zo'n dure computer veroorloven.
A
I canot afford myself such an expensive computer.
B
I cannot afford myself such an expensive computer.
C
I cannot afford such an expensive to myself.
D
I cannot afford such an expensive computer.

Slide 13 - Quizvraag

'Wat' in Dutch = some/any
  • Wat hoeveelheidswoord / sommige = some
  • enkele/paar= some (a few)
  • any bij vragen en twijfel
  •  iets: something/ (twijfel) anything
  • elke/iedere = alle : every
  • elke/iedere = één, maakt niet uit welke : any

Slide 14 - Tekstslide

Fill in : Was there.....damage?
I booked this trip.... weeks ago.
timer
0:30
A
some, some
B
some, any
C
any, any
D
any, some

Slide 15 - Quizvraag

Telwoorden
  • Streepje tussen tientallen
  • Voor hundred en thousand A of ONE
  • Na hundred en thousand volgt:  AND
  • Duizendtallen KOMMA ipv PUNT (zoals in NED)
  • Rangtelwoorden (eerste, tweede) :  5e, 8e. 9e en 12de=  fifth, eighth, ninth, twelfth

Slide 16 - Tekstslide

Which is the correct spelling?
100 euro & 3800
timer
0:30
A
a hundred thousand euros three thousand eight hundred
B
hundred thousand euros three thousand eight hundred
C
hundred thousand euros three thousand eight hundred
D
a hundred thousand euros three thousand and eight hundred

Slide 17 - Quizvraag

Which is correct for English spelling rules?
timer
0:30
A
Er hoort een koppelteken in aardrijkskundige namen
B
Tussen aardrijkskundige namen geen koppelteken
C
Aardrijkskundige namen worden niet met hoofdletters geschreven

Slide 18 - Quizvraag

timer
1:00
What did you learn?

Slide 19 - Woordweb