2HVd II Leesvaardigheid opbouw, onderwerp en hoofdgedachte

Welkom 2HVd
Taalvoutje

Zie je de fout hiernaast? 
Hoe zou jij de zin hiernaast corrigeren?

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom 2HVd
Taalvoutje

Zie je de fout hiernaast? 
Hoe zou jij de zin hiernaast corrigeren?

Slide 1 - Tekstslide

In de krant...
staat een stukje over iemand die zelf truien maakt en daar schapenvacht voor koopt.

"Ik kocht schapenvacht bij een boer. Die was altijd vies en vettig" (Barneveldse krant)

Slide 2 - Tekstslide

In de krant...
"Ik kocht schapenvacht bij een boer. Die was altijd vies en vettig" (Barneveldse krant)

Wie of wat was altijd vies en vettig?
Wat staat er en wat zal er bedoeld zijn?

Slide 3 - Tekstslide

planning
  • Songbook - welke song en waarom?
  • wat weten we nog van tekstverbanden?
  • filmpje
  • aan de slag; maken opdracht lesmethode 

Slide 4 - Tekstslide

lesdoel
  • je weet tekstverbanden en hebt er mee geoefend
  • je weet onderwerp en hoofdgedachte te formuleren van een tekst

Slide 5 - Tekstslide

het Nederlands songbook
De volgende nummers hebben al een plekje:
Leef - Lotte
Europapa - Sam
Hosselen - Isabel
Zat ik maar in het walhallah - Fenna
Beter in bed - Tijn

Slide 6 - Tekstslide

het Nederlands songbook
wie mag ik het woord geven?

Slide 7 - Tekstslide

kijkersvragen
  1. Hoe zou je de kernzin van een alinea omschrijven? (wat staat er in de kernzin?)
  2. Over welke tekstverbanden wordt er in het filmpje gesproken?
  3. wat is de functie van een signaalwoord?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

kijkersvragen
  • Hoe zou je de kernzin van een alinea omschrijven? (wat staat er in de kernzin?)
  • Het is de zin waarin de belangrijkste mededeling gedaan wordt over het deelonderwerp.
  • Over welke tekstverbanden wordt er in het filmpje gesproken?
  • zinsverbanden en alineaverbanden.
  • Wat is de functie van een signaalwoord?
  • het maakt de tekst begrijpelijker voor de lezer.

Slide 10 - Tekstslide

Tekstverbanden
  • Verband in een tekst = samenhang tussen woorden, zinnen (zinsverband) en alinea's (alineaverband). 
  • Een schrijver maakt gebruik van signaalwoorden of verbindingswoorden om het tekstverband aan te geven, de lezer kan de tekst hierdoor beter begrijpen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Aan de slag
  • Ga naar Bruuttaal>Leesvaardigheid>tekst:
    Sale, 2 hale, 1 betale
  • maak de standaardvragen

Slide 13 - Tekstslide

standaardvragen
  • Lees de tekst en verdeel deze in alinea's. De originele tekst had 9 alinea's.
  • Wat is het onderwerp?
  • Wat is de hoofdgedachte?
  • Maak de tekst opnieuw op: Plaats de tekst mooi op één of twee pagina’s. Je lettertype mag niet groter zijn dan 12. Voor koppen en tussenkopjes gebruik je de opmaakfunctie van je tekstverwerker.Als je vindt dat illustraties iets toe kunnen voegen, gebruik ze dan.
  • Wat vind je goed aan deze tekst, welke kwaliteiten heeft deze tekst?
  • Wat is de mooiste zin uit deze tekst?
  • Zijn er onduidelijkheden?


timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

keuzevragen
  • Past de titel goed bij de inhoud? Is de titel samenvattend of aandachttrekkend? Bedenk een alternatief.
  • Wat zou je van deze tekst willen onthouden?
  • Waar zou je meer over willen weten?
timer
6:00

Slide 15 - Tekstslide

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 16 - Tekstslide

Bedankt en tot de volgende les

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Tekstdelen en hun functies
Inleiding: de aandacht van de lezer trekken, het onderwerp introduceren
Middenstuk: meer informatie over het onderwerp geven (deelonderwerpen uitwerken: uitleg en/of voorbeelden geven, vragen beantwoorden enz.)
Slot: een samenvatting of een conclusie schrijven. Niets nieuws!

Slide 19 - Tekstslide

Leesstrategieën en functies
Verkennend lezen: je bekijkt de titel, plaatjes, tussenkopjes en evt. bron en leest de 1e alinea (inleiding). Bedenk dan waarover de hele tekst gaat (onderwerp).
Nauwkeurig lezen: je leest de hele tekst om hem te begrijpen. 
Zoekend lezen: je zoekt een bepaald woord, begrip of naam op. Soms verwijst een vraag ook naar een alinea.
Studerend lezen: je leest de hele tekst om hem te kunnen onthouden.

Slide 20 - Tekstslide

Tekstdoelen
Informeren: je krijgt informatie over een onderwerp (waarover je nog niets/niet veel wist -> iets is nieuw)
Uitleg geven: je krijgt uitleg over hoe iets werkt, in elkaar zit of gebruikt moet/kan worden
Overtuigen: een schrijver wil zijn mening overbrengen op jou als lezer en dat je die zelfde mening hebt
Opiniëren: een schrijver wil je na laten denken over een onderwerp en je zelf een mening laten vormen
Overhalen (activeren): een schrijver wil dat je iets gaat doen, bijvoorbeeld kopen
Amuseren: een schrijver wil je vermaken

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Wat is het tekstdoel van de Donald Duck?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een recept voor bananencake?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren
D
overtuigen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een reclamefolder?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
opiniëren

Slide 27 - Quizvraag