4.1 de arbeidsmarkt

4.1 de arbeidsmarkt
De vraag naar werkers en het aanbod van werkers
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.1 de arbeidsmarkt
De vraag naar werkers en het aanbod van werkers

Slide 1 - Tekstslide

Vraag en aanbod
De vraag naar werknemers van alle bedrijven in Nederland samen noemen we werkgelegenheid. Dat is dus eigenlijk hoeveel banen er nog zijn waar geen personeel voor is.

Het aanbod van werknemers zijn alle mensen tussen de 15-75 jaar oud die minimaal 12 uur per week werken of willen werken.
Dit noemen we de beroepsbevolking

Slide 2 - Tekstslide

arbeidssectoren
De arbeidsmarkt bestaat uit duizenden beroepen en bedrijven. Je maakt tegenwoordig een deel van het werk, dat noemen we arbeidsverdeling. Bijvoorbeeld bij het bouwen van een huis:
- iemand maakt de tekeningen
- iemand maakt de muren
- iemand doet de elektra
- iemand werkt de binnenkant af

Slide 3 - Tekstslide

de 4 arbeidssectoren
Alle beroepen kunnen verdeeld worden in 4 categorieën:

1. Primaire sector: landbouw, veeteelt, jacht en visserij
dit is de sector die grondstoffen en voedsel levert

Slide 4 - Tekstslide

de 4 arbeidssectoren
2. de secundaire sector: Industrie

grondstoffen uit de 1e sector worden hier verwerkt tot producten. Bijvoorbeeld van graan wordt brood gemaakt.

Slide 5 - Tekstslide

De 4 arbeidssectoren
3. de tertiaire sector: Diensten

de producten die in de industrie zijn gemaakt worden in deze sector aan de mensen verkocht. Dit is commerciële dienstverlening: handel, transport, horeca, banken en reisbureaus.

Slide 6 - Tekstslide

De 4 arbeidssectoren
4. de quartiaire sector: diensten waar geen winst gemaakt wordt (niet - commerciële dienstverlening)

Bijvoorbeeld overheidsinstanties, brandweer, onderwijs en maatschappelijk werk.

Slide 7 - Tekstslide

Dienstverlening
In de 3e en 4e sector maak je dus niet echt een product maar je levert een dienst. Je maakt geen kleding maar je maakt bijvoorbeeld schoon.

In Nederland werken de meeste mensen in de dienstensector. Nederland is een informatiemaatschappij. We noemen dit een post (na) - industriële samenleving

Slide 8 - Tekstslide

Maatschappelijke klasse
Elk beroep heeft een bepaalde status.
Als je opgeleid bent heb je vaker een beroep met status, je hebt dan veel kennis, een goed salaris en vaak een leidinggevende functie.

Als je pas net begint of je hebt niet doorgeleerd dan heeft een beroep vaak minder status.

Slide 9 - Tekstslide

Maatschappelijke klasse
De status van jouw beroep bepaalt voor een groot deel jouw plek op de sociale ladder. Die maatschappelijke positie bepaalt bij welke maatschappelijke klasse je behoort.

Dat is een groep mensen die allemaal ongeveer dezelfde plek op de sociale ladder heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Maatschappelijke klasse
Er bestaat ongelijkheid tussen mensen door hun opleiding en beroep. Dit noemen we sociale ongelijkheid. Dit betekent dat inkomen, kennis en macht niet gelijk over alle mensen verdeeld is. Hierdoor hebben niet alle mensen dezelfde kansen op de arbeidsmarkt.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Ga naar blz 37
Maak opdrachten 1 t/m 3

Slide 12 - Tekstslide