Een tekst bestaat uit zinnen. Je begint een zin met een hoofdletter en eindigt met een leesteken. Elke volledige zin heeft in elk geval een onderwerp en een persoonsvorm.
aantekening
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk nakijken
Opdracht 3
1. onjuist
2. juist
3. onjuist
4. juist
5. onjuist
6. onjuist
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk nakijken
Opdracht 4
1. 2 zinnen (In de Chinese stad Sjanghai is een gebouw met vijf verdiepingen naar zijn nieuwe plek 'gelopen'. Het gebouw werd verplaatst met 198 speciale 'robotbenen'.)
2. 3 zinnen (Autocoureur Max Verstappen baalt behoorlijk. Tijdens een belangrijke race kreeg hij een lekke band. Daardoor ging de tweede plaats aan zijn neus voorbij.)
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk nakijken
Opdracht 4
1. 2 zinnen (In de Chinese stad Sjanghai is een gebouw met vijf verdiepingen naar zijn nieuwe plek 'gelopen'. Het gebouw werd verplaatst met 198 speciale 'robotbenen'.)
2. 3 zinnen (Autocoureur Max Verstappen baalt behoorlijk. Tijdens een belangrijke race kreeg hij een lekke band. Daardoor ging de tweede plaats aan zijn neus voorbij.)
Slide 6 - Tekstslide
Huiswerk nakijken-Opdracht 5
In de puberteit krijgen tieners ineens de neiging om niet meer naar hun ouders te luisteren. / Het zijn net honden. / Die doen tijdens hun puberteit ook lastig tegen hun baasje. / Dat blijkt uit een studie van de Britse Newcastle University. / De onderzoekers keken bij 69 honden naar hun reactie op het zitcommando van hun verzorger en van een vreemde. / Hoe vaak moest de opdracht herhaald worden? / Hoe snel gingen de dieren zitten? / De honden werden op twee momenten geobserveerd. / De eerste keer waren ze vijf maanden. / De tweede keer was drie maanden later. / Toen puberden de dieren. / Puberhonden deden er langer over om te gaan zitten. / Ook moest de opdracht vaker herhaald worden. / Dit gold alleen als de verzorger het zitcommando gaf. / Bij vreemden reageerden de honden even goed of beter dan voor de puberteit.
Slide 7 - Tekstslide
Formuleren
- Volledige zinnen
- Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
- Verwijswoorden
- Trappen van vergelijking
Slide 8 - Tekstslide
Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
We verdelen zelfstandige naamwoorden in woorden met het lidwoord de en woorden met het lidwoord het.
De-woorden zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v).
Het-woorden zijn onzijdig (o).
aantekening
Slide 9 - Tekstslide
Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
Kano, de (m) = mannelijk
Regering, de (v) = vrouwelijk
cadeau, het (o) = onzijdig
aantekening
Slide 10 - Tekstslide
Hoe gebruik je de informatie over woordgeslacht?
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die. - de kano, deze kano, die kano - de regering, deze regering, die regering
Voor onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat. - het cadeau, dit cadeau, dat cadeau
Voor woorden in het meervoud gebruik je altijd de, deze en die. - de kano's, deze regeringen, die cadeaus