210525 Spelling H5

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Programma
- Lezen
- Herhalen vorige les
- Uitleg bijvoeglijk naamwoorden
- Samen oefenen
- Verder oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Voor in je agenda:
3 juni: boek uit

11 juni: inleveren poëzieverslag op papier en via de ELO.

Slide 4 - Tekstslide

Terugkijken vorige les
1. Volgens mij is jouw neefje ___ (stout) ___ (als/dan) ___ (jij/jou).
2. Veel koeien lopen buiten in de wei, daar zijn ___ vast blij mee.
3. Dit land stuurt ___ (zijn/haar) militairen naar verre landen.
4. Heeft deze onderneming ___ (zijn/haar) medewerkers een bonus gegeven?
5. ___ (Emmas/Emma's) feestje vindt plaats bij de ___ (ponys/pony's).

Slide 5 - Tekstslide

Terugkijken vorige les
1. Volgens mij is jouw neefje stouter dan jij.
2. Veel koeien lopen buiten in de wei, daar zijn ze vast blij mee.
3. Dit land stuurt zijn militairen naar verre landen.
4. Heeft deze onderneming haar medewerkers een bonus gegeven?
5. Emma's feestje vindt plaats bij de pony's.
 

Slide 6 - Tekstslide

H5 Spelling
Hoe schrijf ik een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord H5
Een bn heeft een korte en lange vorm. Let bij de schrijfwijze van de lange vorm op de uitspraak.

- Zet een –e achter het woord: bruin – bruine, mooi - mooie
- Verdubbel de laatste letter + -e: knap – knappe, dik – dikke
- Haal een a, e, o of u weg + -e: vaag – vage, leeg – lege
Dus niet: vaag – vaage/vaagge of traag – traage/traagge

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord H5
Let bij de schrijfwijze van de lange vorm op de uitspraak.

- Verander –f in –v of –s in –z: broos – broze, lief – lieve
- Gebruik een trema: essentieel – essentiële
- Stoffelijk bn + -en: hout – houten, goud – gouden
 Maar: nylon, plastic, aluminium 

Slide 9 - Tekstslide

Maken opdr. 1 tot en met 3, p. 154
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens H6
Regels gebruik komma:
🡪 Gebruik een komma om een zin beter leesbaar te maken.
       - Tussen twee persoonsvormen;
       - Tussen de delen van een opsomming;
       - Tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin;
       - Voor voegwoorden, zoals maar, doordat, nadat, omdat,                   terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens H6
Voorbeelden

- Wanneer zij zingt, krijg ik kippenvel. (tussen twee pv's)
- Ik houd van honden, katten, kippen en vissen. (opsomming)
- Sanne, laat jij even de hond uit? (na een naam)
- Ik kwam te laat op school, omdat ik een lekke band had. (voegwoord)

Slide 12 - Tekstslide

Leestekens H6
Regels gebruik dubbele punt:
🡪 Gebruik een dubbele punt als je iets aankondigt.
       - Bij een opsomming;
       - Bij een toelichting;
       - Bij een citaat.


Slide 13 - Tekstslide

Leestekens H6
Voorbeelden:

- Voor dit recept is het volgende nodig: chocolade, ijs, frambozen en bessen. (opsomming)
- Het is overduidelijk: Koeman is een uitstekende coach! (toelichting)
- Thomas zei: ‘dat liedje van Ali B is heel leuk.'  (citaat)

Slide 14 - Tekstslide

Noteer correct: de laatste tijd zijn er veel dieren in het nieuws een panda een dolfijn en een beer

Slide 15 - Open vraag

Leestekens H6
Antwoorden:

De laatste tijd zijn er veel dieren in het nieuws: een panda, een dolfijn en een beer.

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
Juist of onjuist? Leg uit. 
1. abonnee - abonnee's
2. de lama - de lama's
3. het bureau - de bureau's
4. de bekwaame arts
5. De goude kooi

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen
Antwoorden
1. abonnee - abonnee's             - geen uitspraakverwarring
2. de lama - de lama's                - 's anders klinkt de 'a' kort
3. het bureau - de bureau's     - geen 's, samenklinkende klank
4. de bekwaame arts                  - zo kort mogelijk schrijven
5. De goude kooi                           - stoffelijk bn +en

Slide 18 - Tekstslide

Hoe schrijf ik het bn?
  1. De ___ (laf) zwerver.
  2. De ___ (wol) trui.
  3. De ___ (kapot) fiets.
  4. De ___ (geel) schoenveter.
timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide

Hoe schrijf ik het bn?
  1. De laffe zwerver.
  2. De wollen trui.
  3. De kapotte fiets.
  4. De gele schoenveter.

Slide 20 - Tekstslide

Verder oefenen
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:
- H5 spelling: opdr. 1, 2 en 3

Lastig? Maak ook de overige opdrachten + oefen bij De Brug.
Dit is ook huiswerk.



Slide 21 - Tekstslide