1.4 erfelijkheidsonderzoek

1.4 erfelijkheidsonderzoek
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.4 erfelijkheidsonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt verklaren hoe bij een nakomeling van een drager wel een aandoening tot uiting komt.
- Je kunt a.d.h.v. een stamboom genotypen en kansen op een aandoening bepalen.

Slide 2 - Tekstslide

Stamboom

Slide 3 - Tekstslide

Een stamboom
In een stamboom zijn fenotypen en het geslacht per individu aangegeven.

Genotypen zijn te vinden door goed te kijken

Slide 4 - Tekstslide

Lezen van een stamboom (1)
Een vierkant = man 

Een cirkel = vrouw

Kleur = met of zonder eigenschap 


Slide 5 - Tekstslide

Lezen van een stamboom (2)

Informatie over verwantschap wordt aangegeven in de legenda of in de tekst van de opgave.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld stamboom
Welke genotypen hebben alle personen?

Slide 7 - Tekstslide

Tip 1:  zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype

Slide 8 - Tekstslide

Tip 1:  zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype

Slide 9 - Tekstslide

Tip 2:  Je kunt nu de recessieve eigenschap invullen 
Daar is het genotype aa van

Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar. 
Dit betekent dat:
Hans en Karin heterozygoot zijn.
Donker haar dominant is
Rood haar recessief is

Slide 10 - Tekstslide


Tip 3: Nu kan je stap voor stap de andere genotypes invullen. Soms weet je gewoon niet zeker welk genotype een persoon heeft! 

Slide 11 - Tekstslide

Stap 1: Stel fenotype vast.
Zie legenda!
Stambomen
Wat is het genotype van de ouders (A)?

Slide 12 - Tekstslide

Stap 2: zoek het afwijkende kind op.

Stambomen
Wat is het genotype van de ouders (A)?

Slide 13 - Tekstslide


Stambomen
Welk kind is afwijkend?
A
Kind 11
B
Kind 6
C
Kind 17
D
Kind 19

Slide 14 - Quizvraag


Stambomen
Welke is dominant?  
A
De ziekte is dominant
B
De ziekte is recessief

Slide 15 - Quizvraag


Stambomen
Wat is het genotype van kind 19?
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief

Slide 16 - Quizvraag


Stambomen
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide ouders hebben genotype AA
B
Beide ouders hebben genotype Aa
C
Beide ouders hebben genotype aa

Slide 17 - Quizvraag

Stap 3: Schrijf de genotype op van de rest van het gezin.
Dus, wat zijn de genotypen van 9, 10, 19 en 20?

Stambomen
Wat is het genotype van de ouders (A)?

Slide 18 - Tekstslide