Stel nu dat je na een nucleair ongeval radioactief besmet water binnenkrijgt. Welke van onderstaande effecten kun je mogelijk verwachten?
A
Je krijgt vreemde misvormingen, zoals een derde oog, of een groene huid.
B
Je wordt misselijk en moet overgeven.
C
Je gaat licht geven in het donker.
Slide 3 - Quizvraag
Organisch gekweekte broccoli is niet radioactief
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Alle levende dingen en wezens zijn (een heel klein beetje) radioactief door opname van radioactieve stoffen uit de grond, het voedsel en de lucht. Dit zijn vrijwel altijd natuurlijke radioactieve stoffen, die overal voorkomen.
Alle levende dingen en wezens zijn (een heel klein beetje) radioactief door opname van radioactieve stoffen uit de grond, het voedsel en de lucht. Dit zijn vrijwel altijd natuurlijke radioactieve stoffen, die overal voorkomen.
Slide 5 - Tekstslide
Radioactieve straling kan je ruiken of voelen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Waar worden geen radioactieve stoffen gebruikt?
A
In kerncentrales
B
In papierfabrieken
C
In ziekenhuizen
D
In fluoriserend speelgoed
Slide 7 - Quizvraag
In papierfabrieken worden radioactieve bronnen die bètastraling uitzenden gebruikt om continu de dikte van het gemaakte papier te controleren.
In Nederland wordt verreweg de meeste radioactiviteit in ziekenhuizen gebruikt.
In kerncentrales wordt radioactief uranium gebruikt als brandstof.
Slide 8 - Tekstslide
Fluorescerend kinderspeelgoed geeft licht in het donker omdat er overdag licht op is gevallen. Een deel van de energie van dat licht is opgeslagen in het fluorescerende laagje en wordt later uitgezonden. Als je het speelgoed lang in het donker bewaart, zul je ook zien dat het geen licht meer geeft.
Slide 9 - Tekstslide
Wanneer je wordt blootgesteld aan een grote hoeveelheid straling word je zelf ook radioactief.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Elektromagnetisch spectrum
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag
§2.1 digitaal opgave 1, 4, 5 en 8
timer
8:00
Slide 14 - Tekstslide
§2.2 Het atoom
Aan het einde van deze paragraaf ...
weet je waaruit alle materie op aarde is opgebouwd;
weet je welke deeltjes er vrijkomen bij de verschillende soorten radioactief verval;
kan je rekenen met de halveringstijd.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Het atoom protonen, neutronen en elektronen
Slide 17 - Tekstslide
Instabiele atomen
Slide 18 - Tekstslide
Alfa-verval
Slide 19 - Tekstslide
bèta-verval
Slide 20 - Tekstslide
gamma verval
Slide 21 - Tekstslide
De halveringstijd
Slide 22 - Tekstslide
Wat is de halveringstijd van deze stof?
A
10 jaar
B
14 jaar
C
20 jaar
D
27 jaar
Slide 23 - Quizvraag
De halveringstijd van instabiel Jodium is 8 dagen. Hoeveel procent is er na 16 dagen nog over?
A
50%
B
30%
C
25%
D
0%
Slide 24 - Quizvraag
Welke stof heeft de grootste halveringstijd?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Nikkel heeft een halveringstijd van 85 jaar. Stel dat je 1,6 gram nikkel hebt. Hoe lang duurt het voordat je 0,2 gram nikkel-63 hebt?
A
85 jaar
B
255 jaar
C
425 jaar
D
510 jaar
Slide 27 - Quizvraag
2,0 gram thorium vervalt gedurende 72 dagen, waarna er nog maar 0,25 gram thorium over is. Hoe groot is de halveringstijd van thorium?