Meetbaar: getallen noteren zodat je achteraf kunt checken of je deze gehaald hebt.
Acceptabel/ aantrekkelijk: zie je jezelf dit doel halen? Ben je gemotiveerd genoeg?
Realistisch: kún je dit doel überhaupt halen? Heb je de mogelijkheden daarvoor?
Tijdgeboden: start- en einddatum noteren waarbinnen je aan dit doel wilt werken.
Tip 1: formuleer een positief leerdoel.
Tip 2: maak het doel behapbaar en klein.
Slide 12 - Tekstslide
We maken er eentje samen...
Ik wil meer kennis hebben over ziektebeelden
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoel SMART
Ik wil elke maand 1 ziektebeeld onderzoeken die veel in mijn werk voorkomt. Over 3 mnd heb ik 3 ziektebeelden beter leren kennen. Van 1 ziektebeeld geef ik een presentatie op school.
Slide 14 - Tekstslide
Maak het volgende leerdoel SMART
Ik wil mij vaker aan mijn planning voor huiswerk houden
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht leerdoel
Voor jezelf o.a. noteer je wat je sterke punten zijn en wat je graag nog zou willen kunnen/ leren.
Dat laatste ga je gebruiken voor het formuleren van een SMART leerdoel.
Je maakt twee leerdoelen: een persoonlijk en een inhoudelijk leerdoel.
Slide 16 - Tekstslide
Bij persoonlijke leerdoelen moet je denken aan thema's als sporten, gamen, slapen, onzekerheid, eten/drinken roken en geld/bijbaantje.
Bij inhoudelijke leerdoelen moet je denken aan thema's als kennis over de doelgroep, kennis over ziektebeelden, leren werken met tilliften, dagindeling op het werk kennen, omgaan met onbegrepen gedrag, omgaan met ruzieende kinderen, schoonmaakmethodes kunnen toepassen, de schijf van 5 begrijpen etc.
Slide 17 - Tekstslide
Wel of niet handig...
Slide 18 - Tekstslide
Welke tips heb jij gekregen?
Slide 19 - Open vraag
Bedenkt nu een SMART leerdoel wat te maken heeft met de tips die je hebt gekregen.
Slide 20 - Open vraag
Spreekopdracht
Werken in tweetallen
1 persoon omschrijft de ruimte
De ander moet raden om welke ruimte het gaat
Extra?
Doe de opdracht nog een keer. Omschrijf wat de mensen doen. Welke ruimte is het?