Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek, een agenda en een etui met pennen.
Spullen en huiswerk (ook als het huiswerk niet volledig is) niet op orde: BV/HV op Magister.
Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.
Slide 4 - Tekstslide
Week 41 9 oktober t/m
13 oktober 2023
Een keer per week controle huiswerk.
Lezen van boeken en lezen in de les.
Uitleg RTTI.
vziiz: code LessonUp
Alle communicatie via magister
Agenda!!!!! Voor na de vakantie geen huiswerk!
Afronden spelling werkwoorden
So schrijfvaardigheid: 1 november (zie magister). Agenda!!!
Slide 5 - Tekstslide
Boekenlijst 2K
Niveau 2/3 12 t/m 15 jaar.
Lezenvoordelijst.nl
Boek 2
Boek 3
Boek 4
Slide 6 - Tekstslide
PTD rapportperiode 1
Herhaling taalverzorging (spelling totaal)
45 min
(1x)
NEE
104
SO
Boekentoets (2 boeken)
45 min
VK
NEE
Nr.
Toets-vorm
Leerstof/ Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
SO
Kijk- en luistervaardigheid
45 min
1
Nee
102
SO
Schrijfvaardigheid en spelling
Datum so: 1 november
Hoofdstukken 9, 10, 11, 22, 23, 12, 25 en 26.
45 min
2
Nee
Slide 7 - Tekstslide
Maar eerst...
even ontspannen met een goed boek!
Slide 8 - Tekstslide
Huiswerk
Slide 9 - Tekstslide
Weektaak 40 - nakijken
Lees werkwoordspelling op bladzijde 54
Maak opdracht 5 t/m 9 op bladzijde 55
Lees voltooid en onvoltooid deelwoord op op bladzijde 56
Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 56
Maak opdracht 5 op bladzijde 57
Klaar? Pak je leesboek !!!
Slide 10 - Tekstslide
Weektaak 41
Lees de tekst op bladzijde 48
Maak opdracht 1, 3 en 5 op bladzijde 48
Maak opdracht 7 op bladzijde 49
Klaar? Pak je leesboek !!!
Toets: H. 9, 10 11, 12, 22, 23, 25 en 26
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoelen
Deze week:
Je leert hoe je de lezer boeit met voorbeelden en vergelijkingen.
Je leert wanneer je hoofdletters en leestekens gebruikt.
Je leert hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en verleden tijd correct moet spellen.
Slide 12 - Tekstslide
Herhaling vorige week
Moeilijke woorden helder schrijven.
Slide 13 - Tekstslide
11. Lezer boeien
Slide 14 - Tekstslide
Controleer je huiswerk. De antwoorden staan aan het eind van de les!
Slide 15 - Tekstslide
Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.
Slide 16 - Tekstslide
22. De lezer boeien (bladzijde 48)
Zinsbouw
Zinslengte
Woordkeuze
Signaalwoorden
Slide 17 - Tekstslide
22. De lezer boeien - signaalwoorden
Slide 18 - Tekstslide
12. Hoofdletters en leestekens (p. 28)
Slide 19 - Tekstslide
12. Hoofdletters en leestekens (p. 28)
Slide 20 - Tekstslide
12. Hoofdletters en leestekens (p. 28)
Slide 21 - Tekstslide
12. Hoofdletters en leestekens (p. 28)
Slide 22 - Tekstslide
12. Hoofdletters en leestekens (p. 28)
Slide 23 - Tekstslide
12. Hoofdletters en leestekens (p. 28)
Slide 24 - Tekstslide
12. Hoofdletters en leestekens (p. 28)
Slide 25 - Tekstslide
12. Hoofdletters en leestekens (p. 28)
Slide 26 - Tekstslide
27. werkwoordspelling p. 56
Voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord
Schrijf het voltooid deelwoord zoals je het hoort, zo eenvoudig mogelijk.
T of d? Maak het voltooid deelwoord langer.
Twijfel? Gebruik 't sexy fokschaapje.
Slide 27 - Tekstslide
Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
Je leert hoe je de lezer boeit met voorbeelden en vergelijkingen.
Je leert wanneer je hoofdletters en leestekens gebruikt.
Je leert hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en verleden tijd correct moet spellen.
Slide 28 - Tekstslide
9. Duidelijke zinnen schrijven
Slide 29 - Tekstslide
9. Duidelijke zinnen schrijven
Slide 30 - Tekstslide
9. Duidelijke zinnen schrijven
Slide 31 - Tekstslide
9. Duidelijke zinnen schrijven
Slide 32 - Tekstslide
9. Duidelijke zinnen schrijven
Slide 33 - Tekstslide
9. Duidelijke zinnen schrijven
Slide 34 - Tekstslide
9. Duidelijke zinnen schrijven
Slide 35 - Tekstslide
9. Duidelijke zinnen schrijven
Opdracht
Maak twee zinnen en zorg ervoor dat je een onderwerp, een gezegde, een lijdend voorwerp, een meewerkend voorwerp en een bijwoordelijke bepaling gebruikt.
Slide 36 - Tekstslide
10. Duidelijke woorden schrijven
Slide 37 - Tekstslide
10. Duidelijke woorden schrijven
Slide 38 - Tekstslide
10. Duidelijke woorden schrijven
Slide 39 - Tekstslide
10. Duidelijke woorden schrijven
Slide 40 - Tekstslide
10. Duidelijke woorden schrijven
Slide 41 - Tekstslide
10. Duidelijke woorden schrijven
Slide 42 - Tekstslide
10. Duidelijke woorden schrijven
Slide 43 - Tekstslide
11. Lezer boeien
Slide 44 - Tekstslide
11. Lezer boeien
Slide 45 - Tekstslide
11. Lezer boeien
Slide 46 - Tekstslide
11. Lezer boeien
Slide 47 - Tekstslide
11. Lezer boeien
Slide 48 - Tekstslide
11. Lezer boeien
Slide 49 - Tekstslide
OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!