23-01-2023 Bijwerkingen en signalen uit AIS 9e lesweek

Bijwerkingen en overige signalen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bijwerkingen en overige signalen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels voor succes:

-  Je bent op tijd in de les.
- Je zorgt dat je de benodigde lesmaterialen bij je hebt           laptop mee
- Je hebt de (huiswerk)opdracht gemaakt, zodat je weet of je de theorie begrijpt en vragen kunt stellen over dingen die je niet begrepen hebt !!!
- Je telefoon staat op stil en zit in je tas.
- Je tas staat op de grond. 
- Je hebt geen oortjes/koptelefoons.
- Je hebt luistert tijdens de uitleg.
- Je maakt aantekeningen.




 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma & Lesdoelen  

  • Vragen van jullie 
  • Bespreken opdracht CI
  • Uitleg bijwerkingen en overige signalen
  • Opdracht bijwerkingenen en overige signalen

Lesdoelen:
- Je kunt uitleggen hoe bijwerkingen ontstaan
- Je kunt de verschillende oorzaken van bijwerkingen benoemen
- Je weet waar je bijwerkingen dient te melden




 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij vorige week geleerd?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in eigen woorden uit wat verschil is tussen intolerantie en een allergie. Geef van beide een voorbeeld.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr. 5 Leg in eigen worden uit wat een afgeleide CI is

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr. 8 Leg in eigen woorden uit wat verschil is tussen intolerantie en een allergie. Geef van beide een voorbeeld.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke CI’s: Rijvaardigheid 
Cat I geen of weinig negatieve invloed; <0,5 promille alcohol
Cat II Licht tot matig negatieve invloed; 0,5 -0,8 promille
Cat III Ernstige of potentieel gevaarlijke invloed >0,8 promille

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen
Niet-bedoelde werking van een geneesmiddel

Kan zo hinderlijk of schadelijk zijn dat therapie gestopt moet worden

Melden bij Lareb

Slide 10 - Tekstslide

Lareb =Landelijk centrum registratie bijwerkingen.
Gnm willen helaas niet op één orgaan.
Naarmate een gnm langer op de markt is worden er meer bijwerkingen bekend. 
Fasen geneesmiddelenonderzoek
Fase I
In fase I-onderzoek wordt met kleine doseringen vooral gekeken naar de veiligheid van het geneesmiddel, hoe de opname verloopt en hoe het lichaam het middel verwerkt. Het functioneren van lichaamsfuncties wordt, evenals de optredende bijwerkingen, nauwkeurig geregistreerd. Bij de studies in deze fase zijn kleine groepen gezonde vrijwilligers betrokken.
Fase II
In deze fase wordt het geneesmiddel getest op ongeveer 200 tot 300 patiënten. Er wordt vooral gelet op de werkzaamheid en er wordt gezocht naar de optimale dosering van het geneesmiddel.
Fase III
In de derde fase wordt op grote schaal (in meerdere centra wereldwijd) de effectiviteit, verdraagbaarheid en veiligheid van het nieuwe geneesmiddel op grote groepen patiënten onderzocht.
Hierna komt het geneesmiddel op de markt, de registratie is akkoord.
Fase IV
Het onderzoek naar de werkzaamheid en veiligheid van het nieuwe geneesmiddel gaat door. In deze fase worden de gegevens van tienduizenden (nieuwe) patiënten verzameld.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken bijwerkingen
1. Komt voor uit werking
   - Geneesmiddel nooit specifiek op 1 orgaan
   - Vaak dosisafhankelijk
2. Allergische reactie
    - Niet dosisafhankelijk
    - Uitslag, koorts, benauwdheid, bloedafwijkingen
3. Patiëntgebonden
   - Stofwisselingsziekte
    - Leeftijd


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaststellen bijwerkingen
- Logische tijdsrelatie
- Logische verklaring voor optreden bijwerking
- Dechallenge: stopt de bijwerking bij stoppen middel
- Rechallenge: komt de bijwerking terug bij herstart middel



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Patiënten met een verhoogd risico op bijwerkingen
  • Neonaten en zeer jonge kinderen, bij wie het vermogen om geneesmiddelen af te breken of om te zetten nog onvoldoende is ontwikkeld.
 
  • Kinderen in het algemeen, omdat ze soms buitengewoon gevoelig zijn voor bepaalde geneesmiddelen.

  • Zwangere vrouwen, in verband met de schadelijke werking van het geneesmiddel op het ongeboren kind.

  • Oudere mensen, die vaak een verminderde lever- en nierfunctie hebben, waardoor geneesmiddelen anders en vaak trager worden omgezet.



Slide 14 - Tekstslide

Er zijn bepaalde bevolkingsgroepen bij wie de kans op bijwerkingen groter is dan normaal.  

neonaat: tot 28 dagen;
zuigeling: 28 dagen tot 2 jaar;
kind: 2 tot 12 jaar;
adolescent: 12 tot 18 jaar.
Waar wil jij komende les nog uitleg over ontvangen?

Slide 15 - Open vraag

Laatste les van deze periode, waar zou jij nog uitleg over willen ontvangen? 
Nakijken van de opdracht 
Afkortingen en recepteisen

Pak je antwoorden erbij. 
Zelf aan de slag met een opdracht
 "overige medicatiebewakingssignalen en bijwerkingen"
timer
20:00
Durf je vragen te stellen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BNG= begeleidingsgesprek nieuw geneesmiddel 
  • Werking van het geneesmiddel
  • Bijwerkingen, eventueel IA of CI
  • Gebruik
  • Bijzonderheden
  • Nagaan of de gegeven informatie begrepen is
  • Nagaan of er nog vragen zijn, altijd terecht kunnen
  • Extra schriftelijke informatie
  • Vastleggen EU gesprek
  • Vastleggen eventuele afspraken

Slide 17 - Tekstslide

Een hele lijst met informatie, dus is het belangrijk om eerst te vragen wat de patiënt al weet over het gnm. 
Motiveer ook waarom het belangrijk is dat de patiënt de tijd neemt om deze informatie aan te horen→veiligheid, beste resultaat gnm, therapietrouw, verwachtingen afstemmen.  
"Ik ga u u informatie geven zodat u het gnm veilig kunt gebruiken/op de juiste manier kunt gebruiken". 
EU/TU/VU
vr. 3 Wat is het doel van een tweede uitgifte gesprek?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr.4 Wat moet je doen als je het signaal afwijkend dag gebruik krijgt?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr.5 Wat betekent het signaal pseudodubbelmedicatie en wat kan een oorzaak zijn voor dit signaal?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij geleerd over interacties ?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de interactie van Adrenaline met een Bètablokker op
Wat begrijp jij van deze interactie ? 

Slide 24 - Tekstslide

Adrenaline + Betablokkers (382-1)
Verminderde respons op adrenaline is gemeld bij combinatie met een betablokker. De werking van adrenaline kan teniet worden gedaan.
IA - Versterkte werking
Adrenaline vermindert bij anafylaxie de perifere vasodilatatie en oedeem (alfa-effect), en geeft verwijding van de luchtwegen en verbetert de hartcontractie (beta-effect). Bij combinatie met een betablokker blijft het alfa-effect van adrenaline over.
Selectieve betablokkers werken vooral op de beta1-receptoren (hart) en relatief weinig op de beta2-receptoren (bronchoconstrictie). Echter bij hogere doses verdwijnt deze selectiviteit en gedragen zij zich als niet- selectieve betablokkers.
Klinische gevolgen:
De interactie is vooral gemeld voor niet-selectieve betablokkers en is (vrijwel) niet gemeld voor selectieve betablokkers.
Op welke manier ontstaat deze IA ?
A
In het maag-darmkanaal
B
Door binding aan bloedeiwitten
C
Door een versterkte werking
D
Door invloed op de omzetting en uitscheiding

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de interactie van Desmopressine op
Wat begrijp jij van deze interactie ? 

Slide 26 - Tekstslide

Desmopressine + NSAID's (1271-1)
Hyponatriëmie is gemeld bij combinatie van desmopressine met een NSAID. Beide middelen veroorzaken waterretentie(oedeem). Vermijd de combinatie, als dit niet kan vochtinname beperken.
IA - Versterkte werking
Desmopressine is een synthetisch afgeleide van vasopressine (antidiuretisch hormoon, ADH). Het verhoogt de terugresorptie van water in de verzamelbuis van het nefron. Dit leidt tot een dilutie-hyponatriëmie.
NSAID's antagoneren de afgifte van renale prostaglandines. Hierdoor versterken ze de gevoeligheid van de verzamelbuis voor ADH en zorgen voor verminderde uitscheiding van water.

Op welke manier ontstaat deze IA ?
A
In het maag-darmkanaal
B
Door binding aan bloedeiwitten
C
Door een versterkte werking
D
Door invloed op de omzetting en uitscheiding

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij geleerd over contra - indicaties ?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek bij CI Diabetes Mellitus, die met glucocorticosteroïden op
Wat begrijp jij van deze melding ? 

Slide 29 - Tekstslide

DIABETES MELLITUS: GLUCOCORTICOSTEROIDEN (SYSTEM)

Bij behandeling met glucocorticosteroïden kan na start hyperglykemie en na stoppen hypoglykemie optreden. Hyperglykemie treedt met name op in de namiddag en avond. Het effect is dosisafhankelijk en veelal merkbaar vanaf een dosering van 7,5 mg prednison per dag of een equivalente hoeveelheid van een ander corticosteroïd.
Advies patiënt:
bij een stootkuur met een behandelduur >10 dagen, hyperglykemische klachten en/of een infectie de bloedglucoseconcentratie regelmatig te (laten) controleren gedurende de eerste dagen na start en stoppen van het corticosteroïd
alert te zijn op verschijnselen van hyperglykemie (dorst, droge mond, veel plassen, moeheid)
bij optreden van hyperglykemie contact op te nemen met de voorschrijver
Wat is dit voor soort melding ?
A
Een absolute contra - indicatie
B
Dit is een interactie
C
Dit is een pseudodubbelmedicatie
D
Een relatieve contra - indicatie

Slide 30 - Quizvraag

Patiënt kan erop inspelen. 
Zie advies patiënt.
 - bloedglucoseconcentratie regelmatig controleren gedurende de eerste dagen na start en stoppen van het corticosteroïd.
- alert te zijn op verschijnselen van hyperglykemie (dorst, droge mond, veel plassen, moeheid)
Zoek bij de CI benigne prostaathyperplasie op
Onder welke kop staat BPH ? 

Slide 31 - Tekstslide

URINERETENTIE: PARASYMPATHICOLYTICA PARKINSONM.

Parasympathicolytische parkinsonmiddelen kunnen urineretentie veroorzaken,
afhankelijk van de mate van anticholinerge werking 
Anticholinerge effecten zijn onder andere concentratieproblemen, sedatie en verwardheid, agitatie, hallucinaties, delier en cognitieve achteruitgang. Het risico daarop wordt groter met het toenemen van de leeftijd, omdat de hoeveelheid acetylcholine afneemt bij het ouder worden.
Wat is dit voor soort melding ?
A
Een absolute contra - indicatie
B
Dit is een interactie
C
Dit is een pseudodubbelmedicatie
D
Een relatieve contra - indicatie

Slide 32 - Quizvraag

Patiënt kan erop inspelen. 
Advies
- Lever af en adviseer de patient om bij acute mictieklachten contact op te
nemen met de voorschrijver.
- Bij optreden mictieklachten: adviseer de voorschrijver om in overweging te
nemen of de behandeling veranderd dient te worden.
Als alternatief kan een middel worden gekozen met minder sterke anticholinerge
werking.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kahoot
join 

test 
jouw 
kennis van 
 periode 2

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies