Woordsoorten hs 1, 3, 4 en 5

Welkom klas 2F
Vandaag...

- Terugblik op Woordsoorten 
hs 1, 3, 4
- Uitleg Woordsoorten hs 5
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2F
Vandaag...

- Terugblik op Woordsoorten 
hs 1, 3, 4
- Uitleg Woordsoorten hs 5

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten hs 1 (blz. 30)

Slide 2 - Tekstslide

Woordsoorten hs 1 (blz. 248)

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten hs 3
Zelfstandig werkwoord

Staat er in de zin maar één werkwoord, dan is dat een zelfstandig werkwoord.

Ik maak mijn huiswerk altijd tijdens de les.

Slide 4 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Als er meer werkwoorden in de zin staan, staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin. De andere werkwoorden (zoals de persoonsvorm) zijn dan hulpwerkwoorden.

Het liefst zou ik mijn huiswerk tijdens de les willen maken.

Slide 5 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Ken je ze nog?
ZWoBBeLS

zijn, worden, blijven, blijken, lijven, schijnen

Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden gebruik je bij een naamwoordelijk gezegde. In een naamwoordelijk gezegde(ng) is of lijkt het onderwerp iets en in een werkwoordelijk gezegde (wwg) doet het onderwerp is.

Het zonlicht schijnt fel in mijn ogen (wwg)
Hij schijnt erg aardig te zijn (ng)

Slide 7 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Als er in een zin met een naamwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, is dat het koppelwerkwoord.

Als er meer werkwoorden in de zin staan, is het koppelwerkwoord vaak het laatste werkwoord in de zin. De andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Woordsoorten hs 4

Slide 9 - Tekstslide

Woordsoorten hs 5
Leerdoel:

- Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin

Slide 11 - Tekstslide

Woordsoorten hs 5 

Slide 12 - Tekstslide

Door welk 'trucje' kun je het verschil bepalen tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 13 - Open vraag

Welk woord is een voegwoord?

A
een
B
en
C
die
D
zij

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoelen

Je kunt 
nevenschikkende 
en 
onderschikkende 
voegwoorden herkennen.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Noteer het voegwoord:
Ik kon je niet whatsappen, want de batterij van mijn telefoon was leeg.

Slide 22 - Open vraag

Noteer het voegwoord:
Voordat hij naar de tandarts ging, poetste Patrick zijn tanden extra goed.

Slide 23 - Open vraag

Noteer het voegwoord:
Deze vakantie blijven we thuis en volgend jaar ook.

Slide 24 - Open vraag

Nevenschikkend voegwoord of
onderschikkend voegwoord?
Ik kon je niet whatsappen, want de batterij van mijn telefoon was leeg.
A
ns. vgw.
B
os. vgw.

Slide 25 - Quizvraag

Nevenschikkend voegwoord of
onderschikkend voegwoord?
Voordat hij naar de tandarts ging, poetste Patrick zijn tanden extra goed.
A
ns. vgw.
B
os. vgw.

Slide 26 - Quizvraag

Tips bij het maken van je huiswerk:
- Neem de tijd om de theorie goed door te lezen

- Gebruik het grammaticaoverzicht op bladzijde 246-249

-https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/woordsoorten/
Hier vind je extra uitleg, filmpjes en oefeningen

- Stel je vraag via de chat en maak opdrachten opnieuw als je onder de 60% scoort. 

Slide 27 - Tekstslide

En nu...
- Zorg ervoor dat alle opdrachten van Woordsoorten hoofdstuk 1, 3 en 4 met minimaal 60% zijn afgerond

- Maak Woordsoorten hoofdstuk 5 online
(in je boek opdr. 1 t/m 5 op blz. 150-151). 
Dit moet maandag af zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide