Taalwetenschap

De klanken [p], [b] en [m] zijn >bilabiaal. Dat betekent dat ze met twee lippen tegen elkaar aan worden gemaakt. De klanken komen voor in de woorden ‘paal’, ‘boek’ en ‘mens’.
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsWOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De klanken [p], [b] en [m] zijn >bilabiaal. Dat betekent dat ze met twee lippen tegen elkaar aan worden gemaakt. De klanken komen voor in de woorden ‘paal’, ‘boek’ en ‘mens’.

Slide 1 - Tekstslide

De [f], [v] en [υ] zijn >labiodentaal. Dat betekent dat je onderlip je tanden aanraakt. De klanken komen voor in de woorden ‘fiets’ [f], ‘oever’ [v] en ‘water’ [υ].

Slide 2 - Tekstslide

De [t], [d], [n], [r], [s], [z], [l] en ook [ʃ] en [ʒ]  zijn allemaal >alveolair. Dit betekent dat de voorkant van je tong de tandkassen aanraakt. De tandkassen zitten net achter je tanden, bovenin je mond.

Slide 3 - Tekstslide

De klanken zitten in de volgende woorden: [t] in ‘tafel’, [d] in ‘deur’, [n] in ‘neus’, [r] in ‘ramp’, [s] in ‘soep’, [z] in ‘zuur’ en [l] in ‘leuk’. Niet alle Nederlanders hebben een alveolaire [r], sommigen maken een [r] in de keel. De [ʃ] en [ʒ] komen alleen voor in leenwoorden, zoals het Engelse ‘shoppen’ [ʃ] en het Franse ‘jeu de boule’ [ʒ].

Slide 4 - Tekstslide

De [j] is >palataal. Het palatum is het stuk achter je tandkassen. Zo kan je het vinden: begin met je tong tegen je tanden (boven). Ga naar achter met je tong. Je voelt achter je tandkassen een hard stuk gehemelte. De [j] komt voor in het woord ‘jaar’.

Slide 5 - Tekstslide

De [k], [g] en [ŋ] zijn >velair. Het >velum is het zachte gehemelte achter het palatum. Ga met je tong vanaf het palatum nog verder naar achteren (niet makkelijk!) tot je voelt dat het gehemelte zachter wordt. Dit is het begin van het velum.

Slide 6 - Tekstslide

De [k] komt voor in ‘kind’ en de [ŋ] in bijvoorbeeld ‘long’. De klank [g] komt niet voor in het Nederlands maar wel in leenwoorden, zoals: ‘goal’. (Let op: de klank [g] is niet hetzelfde als de letter ‘g’!)

Slide 7 - Tekstslide

De >uvulaire [x] is een typisch Nederlands geluid. De >uvula, of de >huig, is het stukje vlees dat aan het eind van je velum hangt. [x] wordt geschreven met de letter ‘g’ of met ‘ch’. De [x] komt voor in de woorden ‘gaan’ ,‘hagelslag’ en ‘lach’.

Slide 8 - Tekstslide

De [x] komt ook voor in het Duitse ‘achtung’ of het Schotse ‘Loch Ness’.

Slide 9 - Tekstslide

Als laatste is er nog de >glottaal, de [h]
De [h] komt voor in de woorden ‘huig’ en ‘haas’.

Slide 10 - Tekstslide

Waar wordt de Nederlandse klank [f] geproduceerd?
A
bilabiaal
B
labiodentaal
C
alveolair
D
palataal

Slide 11 - Quizvraag

Waar wordt de Nederlandse klank [k] geproduceerd?
A
alveolair
B
palataal
C
velair
D
uvulair

Slide 12 - Quizvraag

Waar wordt de Nederlandse klank [b] geproduceerd?
A
bilabiaal
B
labiodentaal
C
uvulair
D
glottaal

Slide 13 - Quizvraag

Waar wordt de Nederlandse klank [x] geproduceerd?
A
alveolair
B
palataal
C
velair
D
uvulair

Slide 14 - Quizvraag

Waar wordt de Nederlandse klank [s] geproduceerd?
A
alveolair
B
palataal
C
velair
D
glottaal

Slide 15 - Quizvraag

De [z] en de [r] zijn:
A
labiodentaal
B
alveolair
C
velair
D
glottaal

Slide 16 - Quizvraag

De [j] is:
A
palataal
B
alveolair
C
velair
D
uvulair

Slide 17 - Quizvraag

Waar worden de klank [ʃ] (Engels) en [ʒ] (Frans) geproduceerd?
A
alveolair
B
palataal
C
velair
D
uvulair

Slide 18 - Quizvraag

De [p] en de [b] worden allebei op dezelfde plaats uitgesproken >bilabiaal
[b] = stemhebbend (trillende stembanden)
[p] = stemloos



Slide 19 - Tekstslide

De snaren maken geluid als ze strak staan en er lucht langskomt. Dit gebeurt bijvoorbeeld als je een klinker uitspreekt. Maar ook bij sommige medeklinkers. Bijvoorbeeld bij de [b]. We noemen de [b] daarom >stemhebbend. De [p] is >stemloos.

Slide 20 - Tekstslide

Een >plosief is een klank waarbij de lucht uit de longen even wordt gestopt en dan plotseling weer wordt vrijgelaten. Hierbij is er een soort explosie van lucht. Dit kan je horen als je een [p] maakt (zeg geen ‘peeeh’ maar gewoon ‘p’).

Slide 21 - Tekstslide

Een >nasaal geluid maakt gebruik van de neusholte
Andere geluiden gebruiken alleen de mondholte 
Het verschil is duidelijk als je een [m] maakt (‘mmmmm’). Je maakt geluid maar je lippen zitten tegen elkaar. Dit komt omdat de lucht door de neusholte gaat. 

Slide 22 - Tekstslide

De [d] is een plosief en de [n] is nasaal
Het zijn dus verschillende klanken, ook al is de plaats van productie gelijk.

Slide 23 - Tekstslide

De Nederlandse [r] wordt op meerdere manieren uitgesproken. 
Twee veel voorkomende manieren zijn de alveolaire [r] en de huig [ʀ]. De huig-r lijkt een beetje op een [x], een rollende ‘r’ achter in de keel.

Slide 24 - Tekstslide

>Fricatieven zijn klanken waarbij de lucht niet helemaal wordt tegengehouden, zoals bij plosieven wel gebeurt. De lucht ontsnapt door een kleine opening ergens in de mondholte. Een goed voorbeeld is de [f] en de [s]


Slide 25 - Tekstslide

(‘fffff’) waarbij de lucht tussen de tanden en de lippen door ontsnapt. Een ander voorbeeld is de [s] (‘sssss’). Hier ontsnapt de lucht tussen de tanden door. De [s] is dus een alveolaire fricatief.

Slide 26 - Tekstslide

>Approximanten, lijken erg op fricatieven. Het verschil is dat de lucht nog minder wordt tegengehouden.
(=[υ], labiodentaal!). 

Slide 27 - Tekstslide

Het verschil is duidelijk te voelen als je eerst een [f] maakt (fricatief) en dan een een Nederlandse ‘wwwww’ (=[υ], labiodentaal!). De [f] kost meer moeite en de lucht uit je longen is eerder op.

Slide 28 - Tekstslide

De verschillende manieren van productie die belangrijk zijn voor het Nederlands zijn dus: 
plosief, nasaal, fricatief en approximant.

Slide 29 - Tekstslide

Wat verschild de letter [b] van de [p] ?
A
bilabiaal
B
plofklank
C
stemhebbend

Slide 30 - Quizvraag

Stemhebbend
Stemloos
P
 T
 K
B
D
 G

Slide 31 - Sleepvraag

De letter [m] is:
A
plosief
B
nasaal
C
fricatief
D
approximant

Slide 32 - Quizvraag

De letter [υ] is:
(is de w)
A
plosief
B
nasaal
C
fricatief
D
approximant

Slide 33 - Quizvraag

De letter [s] is:
A
plosief
B
nasaal
C
fricatief
D
approximant

Slide 34 - Quizvraag

Klinkers zijn klanken waarbij de lucht nergens wordt tegengehouden in de mond- of neusholte. De lucht stroomt in één keer van je longen, langs je stembanden en je mondholte, naar buiten. Het verschil tussen de verschillende klinkers ontstaat door de positie van de tong en de vorm van je mond.

Slide 35 - Tekstslide

Zoals je kunt zien zijn de symbolen voor klinkers niet zo makkelijk als die voor medeklinkers. 

Slide 36 - Tekstslide

Hier is de IPA kaart van klinkers:

Slide 37 - Tekstslide

ɪ: bit
ʏ: hut
ɛ: bed
Ə: ‘t
ɑ: bad
ɔ: bot

Slide 38 - Tekstslide

i: biet
y: fuut
e: beet
ø: neus
a: zaad
o: boot
u: hoed

Slide 39 - Tekstslide

i: analyse
y: centrifuge

en nog een aantal leenklanken:
ɛ: serre
œ: oeuvre
ɔ: zone
u: cruise

Slide 40 - Tekstslide

De klinkers die we tot nu toe hebben besproken zijn >monoftongen. In een >monoftong is de uitspraak aan het begin en het eind van de klank hetzelfde. Bijvoorbeeld [e:], als in ‘beet’.

Slide 41 - Tekstslide

Er zijn ook >diftongen. In een >diftong is de uitspraak aan het begin van de klank anders dan het eind van de klank. Bijvoorbeeld [ɛi], als in ‘ei’. Het woord ‘ei’ begint met de [ɛ], als in ‘bed’, en eindigt met de [i], als in ‘ziet’. Toch noemen we het één klank, het is een diftong.

Slide 42 - Tekstslide

Hieronder staan drie diftongen van het Nederlands:
ɛi: ei
œy: ui
ʌu: zout

Slide 43 - Tekstslide

Een belangrijke factor in hoe een klinker klinkt is de stand van de lippen. Je hebt geronde lippen als je een [o:], als in ‘boot’, zegt. We noemen de [o:] een geronde klinker. De [ɛ], als in ‘bed’, noemen we een >ongeronde klinker.

Slide 44 - Tekstslide

We hebben nu genoeg informatie om de uitspraak van een klinker in detail te bespreken. Bijvoorbeeld, de [u], als in ‘hoed’, is een gesloten en geronde achterklinker en de [ɛ] is een open-mid ongeronde voorklinker.

Slide 45 - Tekstslide

Schrijf de uitspraak van de volgende woorden op met behulp van het IPA woordenboek.

Slide 46 - Open vraag

Bier

Slide 47 - Open vraag

Boer

Slide 48 - Open vraag

Piet

Slide 49 - Open vraag

Knal

Slide 50 - Open vraag

Uitspraak

Slide 51 - Open vraag