Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen vandaag?
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Terugblik vorige les
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp
Aan het werk
Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
Oefening vorige les ( verwijzen)
Noteer het juiste verwijswoord op de stippellijn en noteer de woorden waarnaar het verwijswoord naar verwijst (het antecedent).
1-De vereniging vraagt ................leden om een gift .........gebruikt zal worden voor reclamedoeleinden.
2- De meeste mensen hechten aan ........... vrije weekend, omdat ............ graag ontspannen.
3- Amin is een ster in wiskunde, dus ik zou ............. vragen of............je kan helpen.
Slide 3 - Tekstslide
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
1 haar → De vereniging , die → een gift
2 hun → De meeste mensen, ze/zij → De meeste mensen
3 hem → Amin, hij → Amin
Slide 4 - Tekstslide
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is, het antecedent. Met verwijswoorden maken mensen veel fouten. Dat kan verschillende oorzaken hebben.
• Oorzaak 1: Iemand weet niet of het woord waarnaar hij verwijst een de-woord of een het-woord is, waardoor mogelijk het onjuiste verwijswoord wordt gekozen.
Slide 5 - Tekstslide
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
Voorbeeld:
– Mijn neef werkt bij een bedrijf, ... machines bouwt om computerchips te maken.
Naar de-woorden verwijs je met die of deze, naar het-woorden verwijs je met dit of dat. Bedrijf is een het-woord, dus het verwijswoord in de voorbeeldzin moet dat zijn.
Slide 6 - Tekstslide
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
• Oorzaak 2: Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor het bepalen van het woordgeslacht van het antecedent, waardoor mogelijk het onjuiste verwijswoord gekozen wordt.
Voorbeeld:
– Het bestuur heeft besloten de ijsbaan dit jaar niet te openen en verdedigt … besluit met financiële argumenten.
Slide 7 - Tekstslide
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
Het woord bestuur is onzijdig, dus het verwijswoord in de voorbeeldzin moet zijn zijn. Het geslacht van een woord (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) vind je in de Woordenlijst Nederlandse Taal (woordenlijst.org) en in een woordenboek.
– Het bestuur heeft besloten de ijsbaan dit jaar niet te openen en verdedigt zijn besluit met financiële argumenten.
Slide 8 - Tekstslide
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
• Oorzaak 3: Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor verwijswoorden. Voorbeelden:
– Je zussen kunnen geen geheimen bewaren, dus ik zou … niet vertellen dat je een date hebt.
Na een voorzetsel en als lijdend voorwerp gebruik je hen, maar als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel gebruik je hun. Het verwijswoord in de voorbeeldzin moet dus hun zijn.
Slide 9 - Tekstslide
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
– Nagele, een dorp in de Noordoostpolder, staat bekend om … platte daken.
Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden, waarnaar je verwijst met het en zijn. Het verwijswoord in de voorbeeldzin moet dus zijn zijn.
– Mijn oma … ik een ketting cadeau heb gekregen, was op mijn verjaardag.
Naar dieren en dingen verwijs je met waar+voorzetsel (waarover, waarvoor enzovoort), maar naar mensen verwijs je met voorzetsel + wie (over wie, voor wie enzovoort). De verwijzing in de voorbeeldzin moet dus van wie zijn.
Slide 10 - Tekstslide
havo3-C6-§2-samentrekking controleren
– Het weinige … Kimber aan haar auditie voorbereid had, bleek precies genoeg te zijn voor een toelating aan het conservatorium.
Het verwijswoord wat gebruik je om te verwijzen naar dat en datgene, naar een onbepaald voornaamwoord (zoals alles of iets), naar een overtreffende trap (het mooiste) of naar een hele zin. Het verwijswoord in de voorbeeldzin moet dus wat zijn.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Kies het juiste verwijswoord. Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 13 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord. De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 14 - Quizvraag
Goed of fout? Leg uit. De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.
Slide 15 - Open vraag
Vul in: 'dat' of 'wat'. Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, … veel blikschade opleverde.
Slide 16 - Open vraag
Ik heb het lesdoel bereikt: ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren
A
Juist
B
Onjuist
C
Mwah
Slide 17 - Quizvraag
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 18 - Tekstslide
§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.
Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken.
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!
Slide 19 - Tekstslide
Aan de slag
Slide 20 - Tekstslide
§ 2 Tekstverbanden
Maken:
C.6 Formuleren
blz.233
opdr. 1 t/m 3
opdr. 1 vraag 1 met potlood in je flexboek
Je maakt verder alles in je schrift!
Snel klaar? Je gaat lezen of trainen in de online versie