Examentraining DNA
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
De afbeelding op de vorige dia:
A
transcriptie
B
translatie
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Stukje DNA, coderende streng. Is dit het begin, midden of eind? Hoe zie je dat?
... ATG GTG AGA GCG ..
... ATG GTG AGA GCG ..
Slide 8 - Open vraag
In een eiwit is het aminozuur proline vervangen door threonine. Welke verandering in de matrijs van het DNA?
A
Een C is een A geworden
B
Een G is een T geworden
C
Een A is een C geworden
D
Een T is een G geworden
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Waardoor is rijping van het mRNA niet nodig bij prokaryoten?
A
Prokaryoten hebben geen ribosomen
B
Prokaryoten hebben geen kernmembraan
C
Prokaryoten hebben geen mRNA
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
copyDNA is DNA dat gemaakt wordt door omgekeerde transcriptie uit te voeren op mRNA. Je krijgt hiermee een stukje enkelstrengs DNA code. Met welke code komt dit DNA overeen?
A
Met de matrijs van het mambalginegen
B
Met de coderende streng van het mambalginegen
C
Met de code van het mambalgine mRNA
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet de techniek waarbij een stukje DNA van de ene soort in het DNA van de andere soort wordt geplakt?
A
RNA-interferentie
B
PCR
C
DNA-recombinant techniek
D
Sequencing
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Welke DNA-techniek is dit eigenlijk?
A
Micro-array
B
RNA-interferentie
C
Electroforese
D
Sequencing
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Heb je goed begrepen wat een marker is?
ja
nee
Slide 22 - Poll
Slide 23 - Tekstslide
Met welke techniek kun je de aanwezigheid van een marker aantonen?
A
PCR
B
Micro-array
C
sequencing
D
RNA-interferentie
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Wanneer komt een gen tot expressie?
A
Als er transcriptie plaatsvindt
B
Als er translatie plaatsvindt
C
Als er replicatie plaatsvint
