Keukenassistent hoofdstuk 3.6 + 3.7 voedselveiligheid en houdbaarheid
Planning
korte terugblik vorige les (quizvragen)
nieuwe lesstof over voedselveiligheid over: bacteriën kruisbesmettingen kleuren snijplanken
nieuwe lesstof over houdbaarheid over: THT en TGT lang- en korthoudbare producten coderen
quizvragen over de nieuwe lesstof
Differentatie
Instructiedeel KAS en BAS (differentatie)
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
HorecaPraktijkonderwijsLeerjaar 3
In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Planning
korte terugblik vorige les (quizvragen)
nieuwe lesstof over voedselveiligheid over: bacteriën kruisbesmettingen kleuren snijplanken
nieuwe lesstof over houdbaarheid over: THT en TGT lang- en korthoudbare producten coderen
quizvragen over de nieuwe lesstof
Differentatie
Instructiedeel KAS en BAS (differentatie)
Slide 1 - Tekstslide
Doelen
weten hoe je een besmetting met bacteriën kunt voorkomen
weten wat een kruisbesmetting is
maatregelen kennen om een kruisbesmetting te voorkomen
weten welke kleur snijplank voor welk product is
kent de gevolgen van onhygiënisch werken en kruisbesmetting
Kan beoordelen of een product lang houdbaar of kort houdbaar is
Weten wat THT en TGT betekent
Weten doe je moet werken met coderingsstickers
Slide 2 - Tekstslide
Welk schoonmaakmiddel kun je gebruiken voor het reinigen van de muren?
A
schuurmiddel
B
afwasmiddel
C
allesreiniger
D
ontvetter
Slide 3 - Quizvraag
Welk voorwerp gebruik je voor het schoonmaken van aangebrande pannen?
A
B
C
D
Slide 4 - Quizvraag
Welk voorwerp gebruik je voor het schoonmaken van een werkbank ?
A
B
C
D
Slide 5 - Quizvraag
Welk schoonmaakmiddel kun je gebruiken voor de handafwas?
A
schuurmiddel
B
afwasmiddel
C
allesreiniger
D
ontvetter
Slide 6 - Quizvraag
Waarvoor gebruik je dit schoonmaakmateriaal?
A
om een raam droog te maken
B
om de vloer schoon te maken
C
om een vloer droog te maken
D
om een werkbank schoon te maken
Slide 7 - Quizvraag
Waarvoor gebruik je dit schoonmaakmateriaal?
A
om een raam droog te maken
B
om de vloer schoon te maken
C
om een vloer droog te maken
D
om een werkbank schoon te maken
Slide 8 - Quizvraag
Als je dit symbool ziet staan op een schoonmaakmiddel, waar moet je dan op letten bij het gebruik?
A
handschoenen gebruiken
B
niet mengen met andere schoonmaakmiddelen
C
niet buiten gebruiken, omdat het slecht is voor het milieu
D
niet inademen of op de huid laten komen
Slide 9 - Quizvraag
Als je dit symbool ziet staan op een schoonmaakmiddel, waar moet je dan op letten bij het gebruik?
A
handschoenen gebruiken
B
niet mengen met andere schoonmaakmiddelen
C
niet buiten gebruiken, omdat het slecht is voor het milieu
D
niet inademen
Slide 10 - Quizvraag
Welk symbool betekent brandbaar?
A
B
C
D
Slide 11 - Quizvraag
Voedselveiligheid
In de horeca is het heel belangrijk om voedselveilig te werken. Dit is heel belangrijk omdat het er voor zorgt dat gasten niet ziek worden van het eten.
Slide 12 - Tekstslide
Oorzaken niet-voedselveilig eten?
Slide 13 - Woordweb
Oorzaken niet voedsel-veilig eten
onhygiënisch werken
verkeerde opslag producten
slechte persoonlijke hygiëne
niet-houdbaarheid
bacteriën
kruisbesmetting
Slide 14 - Tekstslide
Bacteriën
E-colli-bacterie
Salmonella-bacterie
Waar:
rauw vlees, rauwe kip,
eieren
Hoe te voorkomen:
Goed verhitten
Waar:
in darmen van mensen en dieren (poepbacterie)
Hoe te voorkomen:
Handen goed wassen na toiletbezoek en aanraking dieren
Slide 15 - Tekstslide
Kruisbesmetting
Kruisbesmetting is de verplaatsing van bacteriën van het ene product naar het andere.
Hoe gebeurt het:
- Door het gebruik van dezelfde materialen bij het ene en daarna bij het andere product gebruik.
- Door het druppelen van vocht op een ander product (bijvoorbeeld in de koelkast).
Hoe te voorkomen:
- Was je handen voordat je met voedsel gaat werken.
- Gebruik telkens schoon materiaal.
- Voor ieder product een schoon materiaal gebruiken
- Door materiaal afgedekt en in bakken te bewaren.
Slide 16 - Tekstslide
Voedselvergiftiging en voedselinfectie
Voedselvergiftiging:
- veroorzaakt door bacteriën of schimmels in het voedsel
- ontstaat ongeveer 6-8 uur na het eten
- buikpijn, diarree, koorts
- duur: 1 tot 3 dagen
Voedselinfectie:
- veroorzaakt door giftige stoffen in het voedsel (de afvalstoffen van bacteriën)
- ontstaat al na enkele uren
- misselijkheid, overgeven, koorts
- duur: 2 tot 9 dagen
Voedselvergiftiging of voedselinfectie zijn ziektes die ontstaan na het eten van niet-voedselveilig eten.
Slide 17 - Tekstslide
Welke kleur snijplanken hebben ze op jouw stageplek?
Slide 18 - Open vraag
Snijplanken
In een professionele keuken hebben snijplanken verschillende kleuren: dit om kruisbesmetting te voorkomen.
Rood voor rauw vlees
Blauw voor vis
Geel voor gevogelte zoals kip
Groen voor groente
Bruin voor gaar vlees
Wit voor kaas, brood en eieren
Slide 19 - Tekstslide
Even een paar quizvragen om te kijken wat jullie onthouden hebben.
Slide 20 - Tekstslide
Hoe heet de bacterie die voorkomt in rauwe kip of eieren?
A
E.coli-bacterie
B
salmonella
Slide 21 - Quizvraag
Welke maatregel helpt niet tegen kruisbesmetting?
A
handen wassen bij het gebruik van een nieuw product
B
alles afgedekt en in bakken bewaren
C
de rand van een bord schoonvegen met een doek
D
schoon materiaal gebruiken voor ieder nieuw product
Slide 22 - Quizvraag
Wat is kruisbesmetting?
A
de verspreiding van bacteriën van het ene product naar het andere.
B
het ziek worden van het eten van besmet voedsel.
Slide 23 - Quizvraag
Waar komt de E.coli-bacterie voor?
A
in rauw vlees
B
in de darmen van mensen en dieren
Slide 24 - Quizvraag
Wat kun je doen om de verspreiding van de E.coli-bacterie te voorkomen?
A
je handen wassen nadat je naar het toilet bent gegaan
B
een schone snijplank gebruiken
Slide 25 - Quizvraag
Waarom gebruik je verschillende kleuren snijplanken?
A
Ziet er leuk uit
B
Zodat je kan onthouden welke snijplank je gebruikt hebt
C
Voor zoveel mogelijk afwas
D
Om kruisbesmetting te voorkomen
Slide 26 - Quizvraag
Welke snijplank hoort bij welk product?
Groente en fruit
kip en gevogelte
gegaard vlees
brood en kaas
rauw vlees
vis, schaal- en schelpdieren
Slide 27 - Sleepvraag
Houdbaarheid
houdbaarheid = hoe lang een product goed blijft, als het op de juiste manier bewaard wordt.
Er zijn:
kort houdbare producten
lang houdbare producten
Slide 28 - Tekstslide
welke producten zijn kort houdbaar?
Slide 29 - Woordweb
welke producten zijn lang houdbaar?
Slide 30 - Woordweb
Houdbaarheid
houdbaarheid = hoe lang een product goed blijft, als het op de juiste manier bewaard wordt
Kort houdbare producten
verse producten
Lang houdbare producten
gedroogde producten
ingevroren producten
ingeblikte producten
Slide 31 - Tekstslide
Houdbaarheid
wordt meestal aangegeven met een datum op de verpakking.
datum staat achter THT of TGT
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Het is vandaag 10 januari (10-1). Je hebt biefstuk gekocht die een TGT-datum heeft van 13-1. Je vriest de biefstuk in op 10-1. Op 20-1 haal je de biefstuk uit de diepvries en wil je deze gebruiken. Mag dat?
ja
Nee
Slide 34 - Poll
een product met een THT datum, mag je na die datum .....
A
wel nog eten, als het oké is. (kijk, ruik, proef)
B
niet meer eten
Slide 35 - Quizvraag
THT betekent
A
toch goed tot
B
tenminste houdbaar tot
C
te houden tot
D
te gebruiken tot
Slide 36 - Quizvraag
een product met een TGT datum, mag je na die datum .....
A
wel nog eten, als het oké is. (kijk, ruik, proef)
B
niet meer eten
Slide 37 - Quizvraag
Coderen
Er zijn 2 manieren om te coderen in de horeca.
Dagstickers
Coderingsstickers
Waarom coderen?
Producten zonder TGT- of THT-datum.
Zelfbereide producten
Slide 38 - Tekstslide
Coderen
Dagstickers
Coderingsstickers
Plak de sticker van de dag dat je product maakt.
schrijf de datum erop van vandaag
Gooi het product na 2 dagen weg.
Kleur van de sticker geeft de productgroep weer (zelfde kleuren als snijplanken)
wat is het product
wie heeft het gemaakt
datum erop zetten dat het gemaakt is
Zet de einddatum erop. (na 2 dagen)
Slide 39 - Tekstslide
Het is vandaag maandag 1 februari (1-2) Maak een dagsticker alsof je vandaag eten hebt bereidt en bewaart in de koelkast. Maak daarvan een foto en plaats deze.
Slide 40 - Open vraag
Differentatie
Woordenschat oefenen
Voor wie?
Karam en Mirna
Wie extra wil oefenen met horeca-woorden
Extra uitdaging
Voor wie?
Britt, Jessica en Ana
Wie een 'handleiding' wil schrijven over hygiënisch werk
Slide 41 - Tekstslide
Wat is reinigen?
A
het schoonmaken van iets
B
het desinfecteren van iets
Slide 42 - Quizvraag
Op welke foto zie je een staalspons?
A
B
Slide 43 - Quizvraag
Wat doe je met een schrobber?
A
de vloer vegen, om stof of loszittend vuil op te vegen
B
de vloer schoonmaken, met water en schoonmaakmiddel
Slide 44 - Quizvraag
In de horeca moet je na het wassen je handen ook nog desinfecteren. Waarmee desinfecteer je je handen?
A
met handzeep
B
met handalcohol
Slide 45 - Quizvraag
Wat is hygiëne?
A
dingen die je doet om te voorkomen dat jij of anderen ziek worden
B
handen wassen
Slide 46 - Quizvraag
Op welke plaatje zie je brunoise gesneden?
A
B
Slide 47 - Quizvraag
Op welke plaatje zie je een zeef?
A
B
Slide 48 - Quizvraag
Voor een collega die slecht Nederlands kan lezen, moet jij met behulp van foto's laten zien welke materialen nodig zijn voor het reinigen van de werkbank. Maak een of meer foto's en plaats die.
Slide 49 - Open vraag
Jij moet controleren of je nieuwe collega het fornuis goed schoonmaakt. Schrijf een checklist waar de punten op staan die je gaat controleren.