4v argumenteren test

4v argumenteren
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

4v argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overtuigen
Wanneer heb je voor het laatst iemand proberen te overtuigen van je mening. Wat zei je toen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer? Wat zei je toen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van een standpunt
Een ander woord voor een standpunt is mening of stelling.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende zinnen is een standpunt?

A
Veel jongeren hebben een telefoon.
B
De telefoon is uitgevonden in de 19e eeuw.
C
Ik vind dat scholen later moeten beginnen.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt
argument
want
ik vind
aangezien
dus
omdat
daarom
namelijk
naar mijn mening
ik denk dat

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Expliciet

De signaalwoorden staan letterlijk genoemd.


Ik vind spruitjes niet lekker, want de smaak is zo bitter. 
Impliciet

De signaalwoorden staan niet letterlijk genoemd, maar je kunt ze er wel zelf invullen.

Ik eet geen spruitjes, de smaak is zo bitter.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijke argumenten

Controleerbaar, je kunt nagaan of ze waar of niet waar zijn.
Ik vind dat vuurwerk verboden moet worden, want elk jaar vallen er honderden slachtoffers.  


 
Waarderende argumenten

Bevatten een waardeoordeel, niet iedereen zal het ermee eens zijn.

Ik vind dat vuurwerk verboden moet worden, want de versiering weegt niet op tegen de luchtvervuiling 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Er zitten vlekken op deze broek, koop 'm maar niet.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Danceparty's moeten verboden worden: ze zijn een gevaar voor de volksgezondheid.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Danceparty's moeten verboden worden: ze zijn een gevaar voor de volksgezondheid.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Er zitten vlekken op deze broek, koop 'm maar niet.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk of waarderend argument?

Volgens mij heeft Amsterdam het mooiste concertgebouw van het land, want het heeft veel concertzalen van verschillende groottes.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk of waarderend argument?
Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2) Is dit een feitelijk of waarderend argument?

Volgens mij eten ze geen vlees, want ze zijn een jaar geleden vegetariër geworden.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk of waarderend argument?
Nu de overheid veel geld kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk of waarderend argument?
Zelfgemaakte pizza is lekkerder, want je kunt zelf de ingrediënten kiezen. 
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een subargument?
Een subargument ondersteunt een hoofdargument en maakt je redenering sterker."

Voorbeeld:
Standpunt: "We moeten gezonder eten."
Hoofdargument: "Gezond eten voorkomt ziekten."
Subargument: "Veel ziekten zoals diabetes en hartkwalen zijn gelinkt aan voeding."

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt: De fatbike moet verboden (niet) worden.
Werk in een tweetal: Maak hier een argument en een subargument bij.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatieschema's
Autoriteit
Kenmerk of eigenschap
Oorzaak en gevolg
Vergelijking
Voor -en nadelen
Voorbeelden

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk argumentatieschema zie je hier?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkend onafhankelijke argumentatie
D
nevenschikkend afhankelijke argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe noem je dit argumentatieschema?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkend onafhankelijke argumentatie argumentatie
D
meervoudige afhankelijke argumentatie

Slide 22 - Quizvraag

geen nevenschikking, het standpunt wordt met 1 argument onderbouwd.
Hoe heet deze argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijk argument
D
Nevenschikkende argumentatie met afhankelijk argument.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk soort
argumentatieschema
is dit?
standpunt
argument
argument
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkend afhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkend en onderschikkende argumentatie

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De lerarenopleiding moet worden verbeterd
Want dan zal de kwaliteit van de leraren beter worden.

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Joop schijnt een goede leraar te zijn. 
Ik wil lid worden van de golfclub in Vught.
Ik wil graag les hebben van Joop.

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil wel eens kennis maken met een andere cultuur
Ik wil volgend jaar niet meer naar Barcelona.
De bevolking is tegenwoordig niet zo aardig meer voor jongeren.
Het wordt ook in Spanje steeds duurder.

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De fruittelers hebben op dit moment weinig inkomen.
Het is op het ogenblik goedkoop.
Je steunt daarmee de fruittelers
We moeten meer fruit eten.
In fruit zitten veel vitamines.
Vitamines zijn gezond. 

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heel Holland Bakt is terecht een goed bekeken programma. 
De jury gaat respectvol en volwassen om met de kandidaten. 
De problemen met bakken zijn heel herkenbaar voor de kijker. 
Het programma heeft een positieve uitstraling. 

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

En wij willen wel wat meer vrijheid hebben. 
We willen niet dat de heer Jansen mee gaat op excursie. 
Want die is veel te streng. 

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?

"Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër."
A
kenmerk en eigenschap
B
vergelijking
C
oorzaak en gevolg

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?

Er gebeurt niets verrassends in dit boek. Ik raad het je dan ook niet aan.
A
kenmerk en eigenschap
B
vergelijking
C
oorzaak en gevolg

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?

Martha is een goede schrijfster, want ze weet haar lezers altijd te boeien met haar blogposts.


A
kenmerk en eigenschap
B
vergelijking
C
causal

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs de zo gewenste loonsverhoging niet zullen krijgen, want de docenten in het voortgezet onderwijs kregen laatst ook niet meer salaris.
A
kenmerken
B
vergelijking
C
causaliteit

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega’s, want heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij ’s middags wel in de sportschool was en met het bedrijfsuitje ging hij ook al niet mee .
A
kenmerken
B
vergelijking
C
autoriteit

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rest van de les:
Maak opdracht 1 op blz 75 van Nieuw Nederlands.
Had je al een leesboek gekozen? Doe dat dan nu alsnog.
Ga lezen in je leesboek.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies