H4 Microbiele controles

 Microbiële controles
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
MicrobiologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Microbiële controles

Slide 1 - Tekstslide

Microbiële controles
Voor het onderzoeken van voedselveiligheid en voedselkwaliteit
Allereerst worden er monsters genomen, waarbij de micro-organismen worden opgekweekt. 
Na tellen en identificatie worden de resultaten geïnterpreteerd en zo nodig actie ondernomen

Slide 2 - Tekstslide

Bemonsteringmethodes
De gesteldheid van producten wordt gecontroleerd door alle producten te bemonsteren
  
Bij partijen is er een onderscheid tussen vaste stoffen en vloeistoffen. Vaste vloeistoffen die zich gedragen als vloeistoffen noemen we free-flowing

Voor de bemonstering van oppervlakten kan een stempelplaatje of wattenstaafje worden gebruikt

Slide 3 - Tekstslide

Monsterneming en transport
Een monster moet zodanig worden genomen dat het niet van buitenaf kan worden besmet

Transport moet dusdanig plaats vinden zodat de microbiologische samenstelling niet verandert

Monster moet gekoeld worden en binnen 24 uur geanalyseerd

Slide 4 - Tekstslide

Omvang steekproef
Afhankelijk van:
aard van het product
omvang van de productiepartij
de soort micro-organismen die je gaat onderzoeken
de voorgeschiedenis van de partij
relevante wetgeving

Slide 5 - Tekstslide

Aard productie
In vaste stoffen (zoals poeders) zijn de micro-organismen vaak ongelijkmatig verdeeld. 

Bij vloeistoffen zijn homogener waardoor je met minder monsters kan volstaan dan bij de vaste stoffen

Slide 6 - Tekstslide

Omvang productiepartij
Aantal monsters is gelijk aan de wortel van de omvang van de partij

Voorbeeld: je hebt 80 dozen, √80 = 8,9, dus je neemt 9 monsters

Slide 7 - Tekstslide

Soort micro-organismen
Hoe groter het gezondheidsrisico van de te onderzoeken micro-organismen, des te groter de omvang van de steekproef

Slide 8 - Tekstslide

Voorgeschiedenis van de partij
Onbekende voorgeschiedenis betekent groter steekproef dan bij een bekende voorgeschiedenis 

Voorgeschiedenis: productie, wijze van opslag en transport

Slide 9 - Tekstslide

Representatief monster
Kiezen van monster uit een partij moet aselectief gebeuren

Slide 10 - Tekstslide

Welk product kan je bemonsteren met een steker?
A
Kaas
B
Olijfolie
C
Cacaoboter
D
Water

Slide 11 - Quizvraag

Wetgeving
Er bestaat een wettelijk verplicht voedselveiligheidssysteem 

Proceshygiënecriteria zijn er voor de controle van het productieproces. Deze geven meestal niet een direct risico. 

Voedselveiligheidscriteria zijn er voor de controle op pathogenen. Deze kunnen een (groot) risico vormen voor de volksgezondheid. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

HACCP
Grote bedrijven  -> door het bedrijf zelf

Kleine bedrijven -> algemene criteria (hygiënecodes)

Slide 14 - Tekstslide

HACCP
  • Controle van productieproces op mogelijke gevaren
  • Benoemen van gevaren
  • Beheersing van gevaren

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Voedingsbodems
Opkweken gebeurt doorgaans op vaste voedingsbodems of in een bouillon. De micro-organismen in de voedingsmiddelen industrie hebben voor snelle groei de volgende stoffen nodig:
  • Bouwstoffen (eiwitten en aminozuren)
  • Brandstoffen (koolhydraten en aminozuren)
  • Beschermende stoffen (mineralen en vitaminen; doorgaans bouwstoffen voor aminozuren


Slide 17 - Tekstslide

Algemene voedingsbodems
De meeste bacteriën worden op plate count agar (PCA) gekweekt. Omdat de meeste micro-organismen hierop groeien, noemen we dit een algemene voedingsbodem. Met behulp van deze plaat stellen we het aerobe kiemgetal vast.


Slide 18 - Tekstslide

 Totale aerobe kiemgetal 
Het totale aerobe kiemgetal wordt uitgevoerd door het tellen van de kolonies die groeien op een algemeen vast medium bij een bepaalde temperatuur en tijd, onder aerobe incubatieomstandigheden.

Slide 19 - Tekstslide

Selectieve voedingsbodems
Deze voedingsbodems bevatten specifieke stoffen om de groei van een gewenste bacteriesoort vast te stellen. Vaak bevatten ze ook antibiotica om de groei van andere soorten te remmen.

Slide 20 - Tekstslide

Selectieve voedingsbodems
Bepaling van het kiemgetal van gisten en schimmels gebeurt meestal op een plaat waaraan oxytetracycline aan is toegevoegd, waardoor bacteriën niet tot ontwikkeling komen


Slide 21 - Tekstslide

Selectieve voedingsbodems
Een bouillon met selectieve stoffen (= ophopingsvloeistof) wordt gebruikt om bepaalde micro-organismen te vermeerderen, waarna ze worden geïdentificeerd met PCR of ELISA


Slide 22 - Tekstslide

Selectieve voedingsbodems
Electieve stoffen tonen aan dat een bepaald micro-organisme zich heeft vermeerderd

Slide 23 - Tekstslide

De functie van agar in een voedingsbodem is:
A
Electieve stof
B
Bindmiddel
C
Selectieve stof
D
Antibioticum

Slide 24 - Quizvraag

Deze stof wordt aan voedingsbodems toegevoegd om schimmels en gisten wel te laten groeien, maar bacteriën niet
A
penicilline
B
ampiciline
C
oxytocine
D
oxytetracycline

Slide 25 - Quizvraag

kweken en tellen van micro-organismen
Bij de standaard plaattelling worden micro-organismen geweekt op een plaat waarna de kolonies worden geteld. Als het kiemgetal te hoog is, wordt een verdunningsreeks gemaakt

Slide 26 - Tekstslide

kweken en tellen van micro-organismen
Bij de gietplaatmethode wordt 1 ml decimale verdunning gemengd met 15 ml voedingsmedium, na mengen wordt de petrischaal uitgegoten

Slide 27 - Tekstslide

spatelplaat-methode
Bij de spatelplaatmethode strijken we 0.1 ml van de decimale verdunning over een voedingsbodem uitgestreken met een Drigalski-spatel

Slide 28 - Tekstslide

Membraanfiltratie
Bij lage aantallen in vloeistoffen wordt de vloeistof gefiltreerd over een membraan. 
Alle micro-organismen blijven op het membraan. 
Het membraan wordt op een voedingsbodem gebracht en daarna opgekweekt. 

Slide 29 - Tekstslide

Petrifilm
Commercieel verkrijgbare petrifilms vormen een alternatief voor agar-platen. Er wordt 1 ml van een vloeibaar monster op het centrum van de film gepipetteerd, waarna er geïncubeerd wordt

Slide 30 - Tekstslide

Rodac
Bepalen van kiemgetal van een oppervlak

Plaatje wordt op de te onderzoeken oppervlakte gedrukt en daarna gekweekt

Slide 31 - Tekstslide

ATP
Een ATP-meting geeft binnen 5 seconden aan of reiniging en desinfectie afdoende is geweest. 

De aanwezigheid van ATP duidt op aanwezigheid van levende micro-organismen (en verdwijnt 2 uur nadat een cel is doodgegaan)

Slide 32 - Tekstslide

Een drinkwaterbedrijf wil monsters drinkwater onderzoeken op de aanwezigheid van pathogenen. Wat is de meest voor de hand liggende methode?
A
Rodac-plaatje
B
Petrifilm
C
Strijkplaatmethode
D
Membraanfiltratie

Slide 33 - Quizvraag

Telling, indeling en identificatie
Het aerobe kiemgetal is het aantal kolonies dat zich per gram of per ml monster kan ontwikkelen op platen na bebroeding. 

De monsters waar meer dan 300 kolonies op de plaat worden verwacht, worden verdund

Slide 34 - Tekstslide

Bevestiging
Na kweken en tellen wordt een bevestigingsreactie uitgevoerd om een voor de bacterie specifieke enzym aan te tonen

Zichtbare kenmerken van kolonies kunnen ook gebruikt worden. 
 

Slide 35 - Tekstslide

Kleuringen
Bij een enkelvoudige kleuring worden de cellen met 1 kleurstof(methyleenblauw) gekleurd

Bij een differentiële kleuring (Gram-kleuring) worden 2 of meer kleurstoffen gebruikt

Slide 36 - Tekstslide

Gramkleuring

Slide 37 - Tekstslide

Identificatie op basis van stofwisseling
Assimilatie: als een bacterie een biochemische stof gaat omzetten, begint het met de opname of assimilatie ervan.

Bijvoorbeeld als bacteriën de suikers omzetten, daalt de pH en verandert een indicator van kleur. De bacteriekolonies krijgen dan een andere kleur ten opzichte van de voedingsbodem

Slide 38 - Tekstslide

Identificatie op basis van stofwisseling
Bij afbraakreacties (= dissimilatie) van koolstofverbindingen kunnen gassen vrijkomen die in een vloeibare bouillon goed kunnen worden aangetoond met een Durhambuisje

Slide 39 - Tekstslide

Indicator organismen
Het aantonen van pathogene micro-organismen is vaak moeilijk en tijdrovend. Daarom worden indicator organismen gebruikt.

In drinkwater kan snel E. coli worden aangetoond. Wanneer dat zo is, bestaat er een grote kans dat het water ook met Salmonella is besmet

Slide 40 - Tekstslide

Enzymen aantonen
Een goede methode is het aantonen van bacteriële enzymen. 

Afhankelijk van de eigenschappen, beschikken ze al dan niet over enzymen zoals katalase en oxidase en beta-galactosidase 

Slide 41 - Tekstslide

Katalase
Katalase is een enzym dat zich bevindt in de peroxisomen van eukaryote cellen, plantencellen en cellen van aerobe bacteriën. 

Dit enzym zet waterstofperoxide om in water en zuurstofgas, een exotherme reactie

Slide 42 - Tekstslide

Oxidase
Een oxidasetest is een test om te bepalen of een bacterie cytochroomoxidasen produceert. 

Er is een eenvoudige, snelle en goedkope test om de strikt aerobe micro-organismen zoals Pseudomonas te onderscheiden van de facultatief anaerobe micro-organismen zoals de Enterobacteriën.

Slide 43 - Tekstslide

beta-galactosidase 
Met het enzym beta-galactosidase kunnen bacteriën splitsen in glucose en galactose
Proteus vulgaris hebben dit enzym niet en kunnen daardoor lactose niet als energiebron gebruiken

Slide 44 - Tekstslide

Snelle detectiemethoden
Vaak wordt een PCR (polymerase chain reaction) gebruikt om snel te achterhalen om welk soort bacterie het gaat

Hierbij wordt er bepaald uit welk DNA het micro-organisme bestaat, waardoor ze het kunnen koppelen aan het juiste micro-organisme

Slide 45 - Tekstslide

Immunologische testen 
Bij een immunologische test worden antistoffen gebruikt die specifiek zijn voor een bepaald bacteriesoort. 

Vindt er reactie plaats, dan is de bacterie aanwezig

Slide 46 - Tekstslide

Welk organisme is indicator van (na)besmetting met menselijke ontlasting
A
Enterobacteriaceae
B
E. coli
C
Schimmels
D
Gisten

Slide 47 - Quizvraag

Als je snel wilt weten of er ziekteverwekkers in de ophopingsvloeistof zitten, kies je voor de PCR-methode
A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quizvraag

Bij de PCR-test kan je in één keer bepalen welke verschillende soorten micro-organismen in één monster zitten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?
Hoe je partijen en oppervlakken kan bemonsteren
Waar de omvang van een steekproef afhankelijk van is
Dat je micro-organismen kunt tellen door ze te kweken op verschillende voedingsbodems
Wat de samenstelling van een voedingsbodem is
Welke methodes je gebruikt voor het tellen van bacteriën

Slide 50 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Welke methodes je kan gebruiken voor het identificeren van bacteriën. 
Welke micro-organismen in de voedingsmiddelenindustrie als indicator-organismen worden gebruikt
Hoe je microbiologische onderzoeksgegevens moet interpreteren. 

Slide 51 - Tekstslide