GL Thema 1 Herhaling

Organismen en cellen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Organismen en cellen

Slide 1 - Tekstslide

Organismen
Alle organismen hebben levenskenmerken.

Als iets leeft, is het een organisme. 

Geen levenskenmerken = LEVENLOOS

Slide 2 - Tekstslide

Een organisme vertoont levenskenmerken.

Een dood organisme vertoont geen levenskenmerken meer

Een object dat nooit levenskenmerken vertoond heeft is levenloos

Slide 3 - Tekstslide

Levenskenmerken
  • voortplanten
  • groeien
  • ontwikkelen
  • reageren op prikkels
  • bewegen
  • voeden
  • stofwisseling
  • ademhalen
  • uitscheiden

Slide 4 - Tekstslide

Levensfasen
Een mensen leven kun je verdelen in 8 stappen of levensfasen.

  • Baby
  • Peuter
  • Kleuter
  • (School)kind
  • Puber
  • Adolescent
  • Volwassene
  • Oudere

Slide 5 - Tekstslide

Peuter
  • 1,5 tot 4 jaar
  • Leren praten en bewegen: motorische ontwikkeling


Slide 6 - Tekstslide

Kleuters
  • 4 tot 6 jaar:
  • Leren spelletjes doen, beeldscherm gebruiken, fietsen, tekenen, met andere kinderen spelen.

Slide 7 - Tekstslide

Schoolkind
  • 6 tot 12 jaar
  • Leert lezen, schrijven en rekenen

Slide 8 - Tekstslide

Puber
  • 12-16 jaar
  • Groeispurt
  • In de puberteit vindt ook een sterke lichamelijke en geestelijke ontwikkeling plaats.

Slide 9 - Tekstslide

Adolescent
  • 16-21 jaar:
  • Leren zelfstandig te zijn/worden

Slide 10 - Tekstslide

Volwassen
  • Geheel zelfstandig
  • Fase duurt tot ongeveer 65 jaar

Slide 11 - Tekstslide

Oudere of bejaarde
  • Veel ouderen krijgen last van lichamelijke problemen
  • Op latere leeftijd hebben ze vaak hulp nodig

Slide 12 - Tekstslide

levensloop: een idividu heeft een levensloop, doordat voor elk individu het leven eindigd met de dood
levenscyclus: een soort heeft een levenscyclus. doordat individuen zich blijven voortplanten blijft de soort bestaan

Slide 13 - Tekstslide

Bouw van een organisme

Slide 14 - Tekstslide

Organisatieniveaus

Slide 15 - Tekstslide

Orgaanstelsels
We hebben meerdere orgaanstelsel bijvoorbeeld;
  • Bloedvatenstelsel
  • Verteringsstelsel
  • Ademhalingsstelsel

Slide 16 - Tekstslide

Organen.
Ons lichaam is opgebouwd uit organen.

Een orgaan voert bepaalde taken uit. 

Als organen "samenwerken" met hun taken dan horen deze bij een orgaanstelsel

Slide 17 - Tekstslide

Weefsels
- Tussenstof zit tussen cellen
- Deze stof kan vloeibaar of hard zijn
- Botten hebben kalkachtige stof als tussenstof
- In de hersens zit hersenvloeistof 

Slide 18 - Tekstslide

Weefseltypen

Slide 19 - Tekstslide

Cellen van dieren en planten

Slide 20 - Tekstslide

Plantencellen leven!
Onderdelen van een plantencel

Slide 21 - Tekstslide

verschil plantencel / dierlijke cel
Zie jij de verschillen tussen de dierlijke cel en de plantaardige cel?


Dit is een dierlijke cel.
Dit zie je omdat deze geen bladgroenkorrels, celwand en vacuole heeft
Dit is een plantaardige cel.
Dit zie je omdat je wel een celwand, vacuole en bladgroenkorrel kunt zien

Slide 22 - Tekstslide

Korrels (plastiden)
Bladgroenkorrels 
Kleurstofkorrels
Zetmeelkorrels



Korrels kunnen overgaan in een ander type, bladgroenkorrels veranderen in kleurstofkorrels ->

Slide 23 - Tekstslide

Zetmeelkorrels
  • Zetmeelkorrels hebben geen kleur.
  • Zetmeelkorrels slaan zetmeel op.
  • Zetmeelkorrels komen bijvoorbeeld voor in de cellen van een aardappel. 
  • Zetmeelkorrels zijn kleurloos.
  • In zetmeelkorrels wordt zetmeel opgeslagen.

Slide 24 - Tekstslide

Chromosomen

Slide 25 - Tekstslide

chromosomen 
  • Dit is een chromosomenportret
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Slide 26 - Tekstslide

DNA
  • Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
  • DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
  • Een gen is een stukje DNA.
  • Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben.

Slide 27 - Tekstslide

Gewone celdeling / mitose

Slide 28 - Tekstslide

de vorming van nieuwe cellen

Slide 29 - Tekstslide

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt > alle lichaamscellen (behalve de geslachtscellen) hebben 46 chromosomen




Slide 30 - Tekstslide

Geslachtscel en Lichaamscel
  • Je kan het verschil noemen tussen een lichaamscel en een geslachtscel 

Slide 31 - Tekstslide

 Speciale celdeling / meiose / reductiedeling 

Slide 32 - Tekstslide

Meiose - ook wel *reductiedeling

*Reductie betekend ook wel verminderen.
Helft
Helft
Nog eens de helft
Nog eens de helft
92
46
46
92
46
46
46
23
23
23
23

Slide 33 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Geslachtschromosomen bepalen je geslacht.

Slide 34 - Tekstslide

Mitose stap 1
(Voor de mitose bestaat elk chromosoom uit 1 lange dunne keten DNA met eiwitten. De chromosomen zijn dan niet zichtbaar!) 
Stap 1
  • Kopiëren: elke DNA keten kopieert zichzelf.
  • DNA ketens worden korter en dikker

Slide 35 - Tekstslide

             Mitose stap 2: Start Kerndeling
Start kerndeling:

  • DNA-ketens rollen op tot een spiraal: spiraliseren.
  • De chromosomen worden nu zichtbaar onder de microscoop.
  • DNA- ketens gaan in het midden 
     van de cel liggen

Slide 36 - Tekstslide

Mitose stap 3, 4 en 5: Kerndeling
  • DNA ketens gaan uit elkaar, laten los op het punt waar ze vastzaten.
  • Het origineel en de kopie van het chromosoom worden elk naar een andere kant van de cel getrokken
  • Er worden 2 celkernen gevormd (met ieder het originele aantal chromosomen.

Slide 37 - Tekstslide

Cellen
Cytoplasma: dikke vloeistof in de cel.
Celmembraan: dun vlies wat de cel bij elkaar
houdt.
Celkern: regelcentrum van de cel.

Slide 38 - Tekstslide

Mitose Stap 5 en 6
  • Er ontstaan 2 celmembranen.
  • Nu zijn er 2 cellen ontstaan, ieder met hetzelfde informatie voor erfelijke eigenschappen
  • Er vindt plasmagroei plaats zodat de cellen weer even groot worden als de originele cel

Slide 39 - Tekstslide

Moedercel                               Dochtercellen

Slide 40 - Tekstslide

Zelf aan de slag
MAKEN:
Examenopgaven (pagina 70) of Oefentoets
Klaar --> nakijken!

Slide 41 - Tekstslide