Voorbereiden voor de toets H1

Volgende week maandag toets
De toets gaat maandag wel door. Wiskunde is verplaatst. Wel ook economie.

Nu: 10 minuten maken 1-5 van H2.1 als je dat nog niet hebt gemaakt. Heb je dat af, --> leren H4.3/H1 
Daarna: wat komt in de toets bespreken
timer
1:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Volgende week maandag toets
De toets gaat maandag wel door. Wiskunde is verplaatst. Wel ook economie.

Nu: 10 minuten maken 1-5 van H2.1 als je dat nog niet hebt gemaakt. Heb je dat af, --> leren H4.3/H1 
Daarna: wat komt in de toets bespreken
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Kennen H1, H4.3
1.1:      9 levenskenmerken, levensfasen van de mens
1.2:     organisatieniveau's binnen organisme 
            - ook organen en orgaanstelsels kennen
1.3:     dierlijke cellen en plantaardige cellen kennen + weten wat de functie van elk onderdeel is
1.4:     chromosomen (DNA + eiwit), mens 46 chromosomen (2x23)
1.5:     mitose, doel, fases, kenmerken
1.6:     meiose, doel, fases, kenmerken
4.3:    blz. 225: bacterien en schimmelcellen, kenmerken en wat ze doen.

Slide 2 - Tekstslide

4.3: bacterien en schimmels
Reducenten: bacteriën en schimmels die resten van dieren en planten afbreken
voedselbederf: voedsel wordt ongeschikt om te eten door schimmels en bacteriën.
ziekteverwekker: organisme dat een infectie kan veroorzaken bij planten, mensen en dieren.
antibiotica: geneesmiddel dat bacteriën doodt (bijvoorbeeld penicilline)


Ook nuttig: brood, bier, schimmelkaas




Slide 3 - Tekstslide

Bacterie
Plant
Schimmel
Dieren

Slide 4 - Tekstslide

Waarom kunnen we een dier, plant en veel schimmels wel zien maar een bacterie niet?
A
Bacteriën hebben een onzichtbare eigenschap
B
Bacteriën bestaan uit 1 cel
C
Bacteriën hebben geen celwand
D
Bacteriën hebben geen celmembraan

Slide 5 - Quizvraag



1. Een schimmelkaas kun je eten

2. Een ziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie kan bestreden worden door medicijnen die gemaakt worden uit schimmels (antibiotica)
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 6 - Quizvraag

6 Heeft een blauwalg een celkern?
En heeft een blauwalg een celwand?

Bedenk goed: is dit een bacterie? een plant? een dier? een schimmel?
En hoe zit het ook alweer:
een plant heeft een celwand en een celkern.... en bij de rest?
1
Een bacterie heeft een celwand maar geen celkern
Een plant heeft een celwand en een celkern
Een dier heeft geen celwand en wel een celkern
een schimmel heeft een celwand en een celkern
Welke hoort hierbij?
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
A
geen van beide
B
alleen een celkern
C
alleen een celwand
D
een celkern en een celwand

Slide 7 - Quizvraag

Welke voedingsmiddelen kunnen we maken met behulp van bacterien?
A
Brood, Wijn
B
Zuurkool, Brood
C
Zuurkool, Yoghurt,
D
Brood, Bier

Slide 8 - Quizvraag

Kennen H1
1.1:      9 levenskenmerken, levensfasen van de mens
1.2:     organisatieniveau's binnen organisme 
            - ook organen en orgaanstelsels kennen
1.3:     dierlijke cellen en plantaardige cellen kennen + weten wat de functie van elk onderdeel is
1.4:     chromosomen (DNA + eiwit), mens 46 chromosomen (2x23)
1.5:     mitose, doel, fases, kenmerken
1.6:     meiose, doel, fases, kenmerken
4.3:    blz. 225: bacterien en schimmelcellen, kenmerken en wat ze doen.

Slide 9 - Tekstslide

 H1.1 de 9 levenskenmerken

Slide 10 - Tekstslide

Welke levenskenmerken horen bij het levenskenmerk 'stofwisseling'?
A
afweer tegen ziekten
B
beweging en bloedsomloop
C
regeling van temperatuur
D
ademhaling en voeding

Slide 11 - Quizvraag

9. Is ouder worden een levenskenmerk?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Alles wat leeft toont de 9 levenskenmerken op een manier of andere.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Plassen is een levenskenmerk, de levenskenmerk die hierbij hoort is:
A
Voeding
B
Uitscheiding
C
Ademhaling

Slide 14 - Quizvraag

In deze periode leren de meeste mensen lezen en schrijven en rekenen
A
peuter
B
kleuter
C
schookind
D
adolescent

Slide 15 - Quizvraag

Kennen H1
1.1:      9 levenskenmerken, levensfasen van de mens
1.2:     organisatieniveau's binnen organisme 
            - ook organen en orgaanstelsels kennen
1.3:     dierlijke cellen en plantaardige cellen kennen + weten wat de functie van elk onderdeel is
1.4:     chromosomen (DNA + eiwit), mens 46 chromosomen (2x23)
1.5:     mitose, doel, fases, kenmerken
1.6:     meiose, doel, fases, kenmerken
4.3:    blz. 225: bacterien en schimmelcellen, kenmerken en wat ze doen.

Slide 16 - Tekstslide

Organisatieniveau

Slide 17 - Tekstslide

Wat verdeelt de romp in de borstholte en buikholte
A
de maag
B
de lever
C
het middenrif
D
de dikke darm

Slide 18 - Quizvraag

In je welke holte liggen meer organen? Borstholte of buikholte
A
borstholte
B
buikholte
C
evenveel

Slide 19 - Quizvraag

Heeft een kip organen? En heeft een tulp organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een tulp heeft organen
C
Een kip en een tulp hebben allebei organen
D
Geen van beide hebben organen

Slide 20 - Quizvraag

Kennen H1
1.1:      9 levenskenmerken, levensfasen van de mens
1.2:     organisatieniveau's binnen organisme 
            - ook organen en orgaanstelsels kennen
1.3:     dierlijke cellen en plantaardige cellen kennen + weten wat de functie van elk onderdeel is
1.4:     chromosomen (DNA + eiwit), mens 46 chromosomen (2x23)
1.5:     mitose, doel, fases, kenmerken
1.6:     meiose, doel, fases, kenmerken
4.3:    blz. 225: bacterien en schimmelcellen, kenmerken en wat ze doen.

Slide 21 - Tekstslide

Dierlijke en Plantencellen

Slide 22 - Tekstslide

Drie typen korrels die in het cytoplasma voorkomen, zijn bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels.

In welk type of welke typen korrels vindt fotosynthese plaats?

A
Alleen in bladgroenkorrels
B
Alleen in kleurstofkorrels
C
Alleen in zetmeelkorrels
D
In bladgroenkorrels, in kleurstofkorrels en in zetmeelkorrels.

Slide 23 - Quizvraag

Kennen H1
1.1:      9 levenskenmerken, levensfasen van de mens
1.2:     organisatieniveau's binnen organisme 
            - ook organen en orgaanstelsels kennen
1.3:     dierlijke cellen en plantaardige cellen kennen + weten wat de functie van elk onderdeel is
1.4:     chromosomen (DNA + eiwit), mens 46 chromosomen (2x23)
1.5:     mitose, doel, fases, kenmerken
1.6:     meiose, doel, fases, kenmerken
4.3:    blz. 225: bacterien en schimmelcellen, kenmerken en wat ze doen.

Slide 24 - Tekstslide

1. Zijn deze chromosomen van een mens?
2. Is dit van een man of van een vrouw?
A
1. Ja - 2.man
B
1. Ja - 2.vrouw
C
1. Nee - 2.man
D
1. Nee - 2.vrouw

Slide 25 - Quizvraag

Mitose
Bij mitose eindigen alle dochtercellen met evenveel chromosomen als de moedercel.
  1. Kopiëren van de chromosomen;
  2. Spiraliseren van de DNA-ketens
  3. Kerndeling (naar het midden van de cel)
  4. Kerndeling (de DNA ketens komen los van elkaar)
  5. Kernceling (elke dochtercel krijgt van elk chromosoom een DNA-keten)
  6. Celdeling

Slide 26 - Tekstslide

Mitose

Slide 27 - Tekstslide

Meiose
Bij meiose eindigen alle dochtercellen met de helft van het aantal chromosomen als de moedercel.

  1. Kopiëren van de chromosomen
  2. Spiraliseren van de DNA-ketens
  3. chromosomen gaan naar het middel van de cel
  4. chromosomen gaan uit elkaar 
  5. de cel deelt
  6. de twee DNA ketens van elk chromosoom gaan uit elkaar
  7. Er zijn 4 cellen ontstaan

Slide 28 - Tekstslide

Reductiedeling (meiose)

Slide 29 - Tekstslide

Verschil
Verschil 1: bij de mitose wordt het DNA eerst verdubbeld

Verschil 2: bij de meiose ontstaan 4 geslachtscellen en bij de mitose ontstaan er 2 dochtercellen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

1.Heb je iets nieuws geleerd vandaag?
2. Wat vindt je (nog) moeilijk?


Slide 32 - Open vraag