Introductie les

wat gaan we doen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

wat gaan we doen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Kennismaken
  • Wat heb je nodig?
  • Klaaropdrachten
  • LessonUp
  • Wat staat je te wachten?
  • Formulier
  • Regels/afspraken
  • Digitaal werken
  • Voorkennis ophalen

Slide 2 - Tekstslide

Even voorstellen
  • Veronique Neggers
  • Mentor o3nev
  • Docent Nederlands
    - o3b1, o3d1, o3b3, o3k4, o4k2, o4k3
  • vneggers1@stedelijkcollege.nl
  • Dinsdag afwezig
  • Insta --> mevrouwneggers

Slide 3 - Tekstslide

Over mij

Slide 4 - Tekstslide

Kennismaken
  • Wie is het?
    - Schrijf op het blaadjes 3 persoonlijke kenmerken (eigenschappen, hobby's, etc.) die waar zijn! 
  • Maak een propje van het blaadje en stop
    deze in de bak op het bureau.
  • De briefjes worden één-voor-één
    voorgelezen, kun jij raden om wie het gaat?

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
  • In je etui:
    - Pen: 2x blauw, 1x rood (werkend)
    - Potlood
    - Gum
    - Puntenslijper
    - Markeerstift
    - Schaar
    - Kleurpotloden/stiften (minimaal 5 kleuren)

Slide 6 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
  • 2x schrift --> 1x Aantekeningen + 1x klaarwerk
  • Boek Nieuw Nederlands en/of werkende laptop
  • Leesboek
  • Snelhechter
  • Telefoon (opgeladen)
  • Oordopjes

Slide 7 - Tekstslide

Klaaropdrachten
  • Ben je klaar met je huiswerk?
  • Kies een klaaropdracht uit de map op het bureau.
  • Maak de gekozen opdracht en laat deze aftekenen als je hiermee klaar bent. 
  • Opdrachten zijn er op 3 niveau's en bevatten teksten of video's.
    Soms heb je een telefoon nodig.
  • Iedere opdracht is 1 (klassen)punt waard,
    punten kunnen worden ingewisseld voor beloningen.

Slide 8 - Tekstslide

Koppelen LessonUp
  • Waarom LessonUp?
    - Toegang tot alle presentaties
    - Online toetsen
    - Quizvragen
    - Meer mogelijkheden dan PowerPoint
    - Antwoorden op vragen terugzien

Slide 9 - Tekstslide

Koppelen LessonUp
  • Koppelen:
    - Ga naar www.lessonup.app of download de LessonUp app in de appstore.
    - Kies voor registreren en vul je schoolmail is.
    - Kies een wachtwoord dat je kunt onthouden.
    - Voer na het registreren de klassencode in die op het bord staat en je bent gekoppelt!

Slide 10 - Tekstslide

Wat staat je te wachten (PTA)?
  • Methodetoets A
  • Methodetoets B
  • Methodetoets C
  • Fictieopdracht leesboek
  • Tentamen kijk- en luistervaardigheid
  • Schrijftoets
  • Mondeling
  • Leestoets
  • Examen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Digitaal werken
  • SOM-Today 
    - Berichten
    - Agenda/studiewijzer
    - Leermiddelen
  • Google Classroom
  • Nieuw Nederlands
    - Via leermiddelen
  • LessonUp

Slide 13 - Tekstslide

Regels/afspraken
  • Telefoon alleen met toestemming anders --> telefoontas
  • Alleen klassikale playlist --> YouTube of Spotify
  • Klaar met werk --> klaaropdracht
  • Huiswerk of spullen niet in orde = kruisje --> 2x kruisje straf
  • Niet rustig werken = vaste plaatsen
  • Tijdens uitleg = stil
  • Geen kauwgom, jas, pet, eten in de les
  • Voor de les naar toilet! --> eerst melden dat je er bent
  • Deur dicht = te laat

Slide 14 - Tekstslide

Voorkennis ophalen
  • Vragen over lezen, woordenschat, spelling en grammatica.
  • Wat weet jij nog van vorig schooljaar?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Tekst 1 is een
A
Advertentie
B
Folder
C
Nieuwsbericht

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van tekst 1?
A
Fotografietips
B
Fotowedstrijd
C
Marco Borsato

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van tekst 1?
A
Adviseren
B
Informeren
C
Overhalen
D
Overtuigen

Slide 19 - Quizvraag

De hoofdgedachte past bij het doel en het onderwerp. Wat is de hoofdgedachte van tekst 1?
A
Doe mee aan de fotowedstrijd
B
Marco Borsato is een goede fotograaf
C
Mooie foto's maken is heel makkelijk

Slide 20 - Quizvraag

Het taalgebruik en de lay-out past bij de doelgroep ....
A
Volwassenen
B
Kinderen

Slide 21 - Quizvraag

Tekst 2
Fietshelm verplicht?
[1]
 
Ja hoor, daar zijn ze weer, die mensen die zo graag de Nederlandse bevolking allerlei verplichtingen opleggen. Deze keer wil men iedereen gaan verplichten een fietshelm te dragen, omdat zo’n helm verwondingen aan het hoofd kan voorkomen.
[2]
 
Om te beginnen is zo’n helm een onhandig en lelijk ding. Ik heb nu nog plezier in fietsen, maar als ik word verplicht om zo’n raar ding te gaan dragen, dan is dat plezier weg. 
Bovendien kan de overheid zich beter bezighouden met het promoten van goede fietsremmen en met e-bikers die veel te hard rijden. Zo kunnen veel ongelukken voorkomen worden en is een fietshelm voor de voorzichtige gezelligheidsfietser helemaal niet nodig.

[3]  Mensen moeten volgens mij dus vrij zijn in de keus of ze wel of geen helm willen dragen, zodat mijn fietsplezier niet wordt verknald. Er zijn genoeg andere dingen te verzinnen om verwondingen te voorkomen. Ik weet uit ervaring en uit het contact met anderen dat er velen zijn die er net zo over denken als ik.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het doel van tekst 2?
A
Activeren
B
Informeren
C
Overhalen
D
Overtuigen

Slide 23 - Quizvraag

Waarover geeft de schrijver, Piet, zijn mening?
A
E-bikers die veel te hard rijden
B
Het verplicht dragen van fietshelmen
C
Mensen die de bevolking verplichtingen opdragen
D
Vrijheid van meningsuiting

Slide 24 - Quizvraag

Welk argument voor het verplichten van een fietshelm staat in alinea 1?

Slide 25 - Open vraag

Wat is de mening van de schrijver?
De schrijver is voor/tegen het verplicht dragen van een fietshelm.
A
Voor
B
Tegen

Slide 26 - Quizvraag

In alinea 2 gebruikt de schrijver signaalwoorden om zijn argumenten op te sommen. Hoeveel argumenten geeft hij?

Slide 27 - Open vraag

Aan welk signaalwoord in alinea 3 herken je de conclusie van de schrijver?

Slide 28 - Open vraag

Wat is de conclusie van de schrijver in alinea 3?
A
Een fietshelm helpt niet verwondingen te voorkomen
B
Een fietshelm zorgt ervoor dat heel veel mensen geen plezier meer hebben
C
Fietshelmen moeten pas verplicht worden als er meer ongelukken gebeuren
D
Mensen moeten zelf beslissen of zij een fietshelm willen dragen.

Slide 29 - Quizvraag

Noem 1 manier om
de betekenis van een
onbekend woord te vinden.

Slide 30 - Woordweb

Wat wordt er bedoeld als je 'iets uit de duim zuigen' letterlijk neemt?

Slide 31 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld als je 'iets uit de duim zuigen' figuurlijk neemt?

Slide 32 - Open vraag

Geef twee verschillende betekenissen voor het woord pad.

Slide 33 - Open vraag

Is deze zin een overdrijving of ironie?
Lekker dan, ik ben mijn fietssleutel kwijt.
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 34 - Quizvraag

Is deze zin een overdrijving of ironie?
Die film duurt een eeuwigheid!
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 35 - Quizvraag

Niemand had/hadden gezien dat Anna de deur uit was gelopen
A
Had
B
Hadden

Slide 36 - Quizvraag

Een kudde schapen steekt/steken de weg over.
A
Steekt
B
Steken

Slide 37 - Quizvraag

Wat zijn de persoonsvormen en onderwerpen van de zin?:
De boom moest weg, want hij viel bijna om.

Slide 38 - Open vraag

Welk woord is een samenstelling?
Toen de auto door een water plas reed, kreeg ik een grote plas water over me heen.

Slide 39 - Open vraag

Welke woorden zijn goed geschreven? Let op de tussenletter.
A
Fietsslot
B
Druivesap
C
Trainingsschema
D
Zonnenbrand

Slide 40 - Quizvraag

Neem de zin over en gebruik leestekens waar dat moet.

mijn moeder vroeg wil je even voor me naar de winkel voor yoghurt tomaten en gehakt

Slide 41 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd is.

Binnenkort ......... (verhuizen) Max naar Almere.

Slide 42 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de verleden tijd is.

Vroeger ....... (vechten) Arno en Julian vaak met elkaar.

Slide 43 - Open vraag

Jij veranderd/verandert nooit.
A
Veranderd
B
Verandert

Slide 44 - Quizvraag

Het verhaal van die film is echt gebeurd/gebeurt
A
Gebeurd
B
Gebeurt

Slide 45 - Quizvraag

Kies verleden tijd of voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

De opnieuw beklede stoel zag er weer tiptop uit.
A
beklede = verleden tijd
B
beklede = voltooid deelwoord

Slide 46 - Quizvraag

Volgende les
  • Boeken/spullen mee (ook volle etui!)
  • Start hoofdstuk 1

Slide 47 - Tekstslide