Les 4

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Periode 4

Vorige les

- PDCA patroon

- Evalueren (product & proces)

- Functies van evalueren

- Momenten van evalueren

Welke definitie geeft het boek over het begrip: EVALUEREN?

1. Evalueren is een verbale terugkoppeling over het effect van gedrag van de docent op de deelnemers.
2. Evalueren is het verzamelen en interpreteren van informatie met als bedoeling een oordeel te vormen over het resultaat en het verloop van de les.
3. Evaluatie benadrukt gewenst en positief gedrag in de toekomst. De lesgever leert hiervan en tracht de volgende les te verbeteren.
4. Evalueren is een verzamelnaam voor feedback en feedforward.

Product evaluatie

Proces evaluatie

Functie van evalueren

Evaluatie methoden

Kwalitatief

Kwantitatief

Evaluatie van het resultaat en/of doelstelling. 

Evaluatie van het lesverloop van les onderdelen.

Het resultaat uitgedrukt in cijfers 

Het resultaat uitgedrukt in een oordeel over de kwaliteit

Reflectie voor eigen functioneren

Jury of een race

Op welke manier wordt er geëvalueerd bij jurysporten?

1. Kwalitatief
2. Kwantitatief

Op welke manier wordt de 50 meter vlinderslag geevalueerd?

1. Kwalitatief
2. Kwantitatief

Benoem de 4 momenten
van evalueren

4 momenten

1. Begin van de les

2. Einde van de les 

3. Na de les 

4. Na een bepaalde periode

Vandaag 

Beoordelen van het vaardigheidsniveau. (Product)

1. Redenen.

2. Criteria

3. Veel gemaakte fouten

Beoordelen

Als docent of bewegingsleider is het beoordelen van het vaardigheidsniveau van de sporters/deelnemers is belangrijk!

WAAROM? 

4 redenen

 1. Meten van de voortgang

2. Effect van een trainingsprogramma meten

3. Selecteren van de toppers

4. Toekennen van een cijfer, certificaat of diploma. 

Wat zijn criteria voor een goede beoordeling?

Criteria

Het beoordelen moet correct gebeuren!

1. Betrouwbaar

2. Validiteit

3. Objectief

4. Nauwkeuring

5. Onafhankelijk

Betrouwbaarheid

Levert de beoordeling hetzelfde resultaat op bij herhaalde beoordeling of bij meerdere beoordelaars?

Validiteit 

Heeft het oordeel wel betrekking op dat wat je wilt beoordelen? 

Objectief

Is het oordeel tot stand gekomen zonder invloed van vooroordelen of persoonlijke gevoelens, voorkeuren?

Nauwkeurig

Is de beoordeling volgens de procedures uitgevoerd? Zijn er geen meetfouten gemaakt?

Onafhankelijk

De beoordelaar mag geen belang hebben bij het resultaat van zijn beoordeling. De beoordelaar mag niet een bepaalde relatie hebben tot de beoordeelde persoon.

Pauze

Veel gemaakte fouten

1. Onvolledig/selectief waarnemen.

2. Subjectief beoordelen

3. Te zwaar laten meetellen van eerste/laatste indruk.

4. Contrast effect

5. HALO-effect

6. HORN-effect

Onvolledig/selectief waarnemen

Je ziet alleen wat jij interessant vindt en maakt daar een selectie van

Tip: Van te voren bedenken waar je op wilt letten

Subjectief beoordelen

Je vult je eigen mening in, aan iets wat je ziet

Vb iemand staat gebogen met handen op knieën

Tip: beschrijf wat je ziet

Begin en eind

Te zwaar laten meetellen van eerste/laatste indruk.

Tip: schrijf de hele les op wat je ziet

Contrast effect

Het vergelijken van verschillende niveau 's

(Het zien van iets heel goed en daarna minder)

Tip: Vergelijk niet en geef iedereen een gelijke kans

HALO-effect

Positiever oordeel aan iemand die je aardig of leuk vindt

Tip:  Kijk naar de acties van een persoon

HORN-effect

Negatief oordeel aan iemand die je niet leuk vindt

Tip:  Kijk naar de acties van een persoon

Opdrachten

Maken:  10 t/m 14 

Klaar maak een samenvatting van 10.3 + 10.4 +10.5  + 10.7

Aan hoeveel criteria moet correct beoordelen voldoen?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Met het HORN-effect bedoelen we:

1. Een opvallend negatief aspect zorgt voor een te negatieve beoordeling van de SB-deelnemer.
2. Een opvallend positief aspect zorgt voor een te positieve beoordeling van de SB-deelnemer.
3. Bij opvallend gelijkwaardige resultaten van de deelnemers wordt de beoordeling als incorrect beschouwd.

'Validiteit' is een van de criteria van correct beoordelen. Wat betekent dit?

1. Het oordeel moet betrekking hebben op hetgeen je wilt beoordelen.
2. Hulpmiddelen moeten wel betrouwbaar zijn bij het beoordelen.
3. Een opvallend negatief aspect zorgt voor een te negatieve beoordeling van de SB-deelnemer.
4. De beoordeling levert dezelfde resultaat op bij herhaalde metingen.

Op welke momenten kunnen we evalueren?