Woorden: Schritt 13: Skifahren - je kunt in het Duits een formulier invullen (maanden).
Schritt 16: Austausch - je kunt in het Duits een formulier over jezelf invullen (familie).
Grammatica:
Schritt 9: Urlaub in Berlin: werkwoorden
Schritt 10: Besuch Freizeitpark: getallen
Schritt 14: Tagesordnung: kloktijden
Schritt 15: Umziehen: lidwoorden