1mh - Les 6 P2 - leerdoelen Toets 2

   Deutsch!    

1mh
Les 6 P2
Gutenmorgen!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

   Deutsch!    

1mh
Les 6 P2
Gutenmorgen!

Slide 1 - Tekstslide

Studienführer

Verwerkingsopdrachten na les 6:

leren: stof van Schritte 9-16 -> Lernecke

leerdoelen checken! > Verbessern, Wiederholen & Grammatik maken



Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Luisteren:
  Schritt 11 Am Bahnhof: je kunt getallen en bekende woorden verstaan 

Lezen:
   Schritt 10: Besuch im Freizeitpark: je kunt een Duitse tekst met informatie over een pretpark begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Woorden:
  Schritt 13:  Skifahren - je kunt in het Duits een formulier invullen (maanden).
Schritt 16: Austausch -  je kunt in het Duits een formulier over jezelf invullen (familie).

  Grammatica:
Schritt 9: Urlaub in Berlin: werkwoorden
Schritt 10: Besuch Freizeitpark: getallen
Schritt 14: Tagesordnung: kloktijden
Schritt 15: Umziehen: lidwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Herhalingsgrammatica:
je kunt haben & sein vervoegen

Spreken/ Zinnetjes: 
Schritt 12: zum Markt - 
Schritt 14: Tagesordnung - je kunt vragen in het Duits opschrijven

Schrijven: Schritt 13: Skifahren &
Schritt 16: Austausch - je kunt in het Duits een formulier over jezelf invullen.

Slide 5 - Tekstslide

Het werkwoord 
  • ich                    wohne
  • du                     wohnst
  • er/sie/es        wohnt
  • wir                    wohnen
  • ihr                     wohnt
  • sie/Sie            wohnen
                                   (fe)esttenten

Slide 6 - Tekstslide

schreiben
schreibt
schreiben
schreibt
schreibst
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
schreibe

Slide 7 - Sleepvraag

Maak de zin af:

Was ___ du heute nach der Schule?
A
mache
B
machst
C
machen
D
macht

Slide 8 - Quizvraag

Maak de zin af:

Mein Vater ___ Fußball
A
liebe
B
liebst
C
lieben
D
liebt

Slide 9 - Quizvraag

Maak de zin af:

Ich ___ zusammen mit meinen Eltern.
A
wohne
B
wohnst
C
wohnen
D
wohnt

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Stap 2

Slide 12 - Tekstslide

13

Slide 13 - Open vraag

20

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

eerst MET de woordjes erbij

Slide 16 - Tekstslide

De werkwoorden "sein" en "haben" 

sein = zijn 
haben = hebben

Slide 17 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van "sein" of "haben" in:
_____ du Haustiere?
A
Hast
B
Haben
C
Bist
D
Seid

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van "sein" of "haben" in:
Mein Name _____ Michael.
A
hat
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van "sein" of "haben" in:
Ich _____ fünfzehn Jahre alt.
A
habe
B
bin
C
ist
D
hast

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van "sein" of "haben" in:
_____ er viel Geld?
A
Hat
B
Sind
C
Ist
D
Haben

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van "sein" of "haben" in:
_____ ihr gute Freunde?
A
Habt
B
Haben
C
Ist
D
Seid

Slide 22 - Quizvraag

Veel succes! Viel Erfolg

Slide 23 - Tekstslide