H2 Onderwerp

Programma
  • 10 min. lezen.
  • Terugblik les
  • Uitleg nieuwe theorie
  • Aan het werk


timer
10:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Programma
  • 10 min. lezen.
  • Terugblik les
  • Uitleg nieuwe theorie
  • Aan het werk


timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik les
Waar hebben we het de vorige les over gehad?

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van de les kan iedereen het onderwerp in een zin vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Onderwerp
• Het onderwerp is vaak iets wat of iemand die 'iets doet/deed'.
• De persoonsvorm geeft aan wat het onderwerp doet.
• Hoe vind je het onderwerp?
|> Wie/wat + persoonsvorm?

• Het antwoord op de vraag is het onderwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen pv, zinsdelen en ow
• Vraagproef
- Voor zijn verjaardag wilde mijn vriend een leren voetbal vragen.
- Wilde mijn vriend voor zijn verjaardag een leren voetbal vragen?
• Tijdsproef
- Voor zijn verjaardag wilde mijn vriend een leren voetbal vragen.
- Voor zijn verjaardag wil mijn vriend een leren voetbal vragen.
• Getalsproef
- Voor zijn verjaardag wilde mijn vriend een leren voetbal vragen.
- Voor zijn verjaardag wilden zij een leren voetbal vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Aan het werk...

Taalverzorging grammatica H2 - onderwerp (blz. 54)

  • Groep 1: opdracht 1 t/m 4
  • Groep 2: opdracht 1 t/m 5


Klaar? --> Lezen voor je leesportfolio


timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
A
de dader = onderwerp
B
de politie = onderwerp

Slide 8 - Quizvraag

Ik kom vanavond een uurtje later.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
een uurtje = onderwerp
B
ik = onderwerp

Slide 9 - Quizvraag

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
het onderwerp
B
een zin
C
Ik

Slide 10 - Quizvraag

Het onderwerp is altijd een persoon.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Groep 7 leert het onderwerp vinden.
A
Groep 7
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Klas 1M1 leert het onderwerp vinden.
A
Klas 1M1
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 13 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp?
A
Wie/wat + infinitief
B
Wie/waar + onderwerp
C
Wie/wat + persoonsvorm
D
Wie/wanneer + werkwoord

Slide 14 - Quizvraag