Dialecten-quiz les 2

Dialecten-quiz
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Dialecten-quiz

Slide 1 - Tekstslide

Het Nederlands behoort tot de ....talen
A
Romaanse
B
Slavische
C
Germaanse
D
Latijnse

Slide 2 - Quizvraag

Waarom gebruiken we de term
Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN)niet meer?
A
Er was verwarring met de ABN-AMRO BANK.
B
Er is niet langer een standaardvorm van het Nederlands nodig.
C
De Nederlandse taal verandert te vaak.
D
De term 'beschaafd' suggereert dat andere taalvarianten onbeschaafd zijn.

Slide 3 - Quizvraag

Het Fries is officieel een taal, en geen dialect.
Welke van onderstaande redenen hiervoor klopt NIET?
A
taalstatus (wat de overheid heeft bepaald over de taal)
B
taalwil (de energie die de mensen in hun eigen dialect steken)
C
taalafstand (hoeveel verschil er is tussen het Fries en het Nederlands)
D
taalaanleg (de taalvaardigheid van de mensen

Slide 4 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Dialecten waren er eerder dan het Standaardnederlands
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Waar of niet waar:
De aanleg van spoorlijnen droeg bij aan het ontstaan van een gezamenlijke Nederlandse taal
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel dialecten bestaan er in Nederland
A
1-10
B
20-25
C
30-40
D
50-60

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer ontstond er behoefte aan een gezamenlijke taal in Nederland?
A
16e eeuw
B
17e eeuw
C
18e eeuw
D
19e eeuw

Slide 8 - Quizvraag

Welke dialecten in Nederland kun je noemen?

Slide 9 - Open vraag

Welke van de volgende dialecten valt NIET onder deNedersaksische streektalen
A
Gronings
B
Drents
C
Zeeuws
D
Twents

Slide 10 - Quizvraag