In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Quizzz
Quizzz hoofdstuk 8 verbanden
Een aantal vragen over verbanden
Zowel uit hoofdstuk 8 als algemene vaardigheden
Het lijkt veel maar de meeste zijn meerkeuze
Kladpapier en rekenmachine zijn toegestaan
Slide 1 - Tekstslide
De formule hieronder is van een .............. verband.
y=ax+b
A
Recht evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Lineair
D
Kwadratisch
Slide 2 - Quizvraag
Geef aan of de volgende stelling waar of niet waar is.
Wanneer in de formule , dan krijg je de standaardvorm van een lineair verband.
a=0
y=ax2+bx+c
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Bij welk verband hoor de formule:
y=b⋅gt
A
lineair verband
B
machtsverband
C
evenredig verband
D
exponentieel verband
Slide 4 - Quizvraag
De volgende twee stellingen gaan over A: De waarde van g bepaald hoe steil de grafiek loopt en of die stijgt of daalt. B: Door de groeifactor te vermenigvuldigen met 100 kom je achter de procentuele groei.
y=b⋅gt
A
A en B zijn waar
B
A en B zijn niet waar
C
A is waar,
B is niet waar
D
A is niet waar,
B is waar
Slide 5 - Quizvraag
Geef aan of de volgende stelling waar of niet waar is.
Een voorbeeld van exponentiële groei is procentuele groei.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de groeifactor als er een procentuele afname is van 2,5%
A
1,025
B
0,975
C
0,75
D
1,25
Slide 7 - Quizvraag
Martine zet op 1 januari 2015 een bedrag van 2000 euro op een spaarrekening. De jaarlijkse rente is 2,1%.
Welke formule hoort bij het bedrag B dat na t jaar op de spaarrekening van Martine staat?
A
B=2000⋅2,1t
B
B=2000⋅102,1t
C
B=2,1⋅2000t
D
B=2000⋅1,021t
Slide 8 - Quizvraag
Eelco heeft een bedrag van 800 euro op zijn spaarrekening staan tegen een vaste rente per jaar van 3%. Hoeveel spaargeld heeft Eelco na 10 jaar (in hele euro's)
A
830
B
1075
C
1100
D
11000
Slide 9 - Quizvraag
Bij welk verband hoort de onderstaande tabel?
A
Lineair
B
Machtsverband
C
Recht evenredig
D
Exponentieel
Slide 10 - Quizvraag
Bij welk verband hoort de onderstaande tabel?
A
Lineair
B
Machtsverband
C
Recht evenredig
D
Exponentieel
Slide 11 - Quizvraag
Welke formule hoort bij de gegevens in de tabel hiernaast?
Tip
Je kunt dit zonder berekening
Tip: let op de beginwaarde en de richting van de verandering
A
y=540⋅0,85t
B
y=635⋅0,85t
C
y=540⋅1,18t
D
y=635⋅1,18t
Slide 12 - Quizvraag
Je ziet een tabel die het exponentiele verband van de afname van het aantal egels beschrijft. Bepaal de gemiddelde groeifactor. Rond af op 2 decimalen.
Slide 13 - Open vraag
Gegeven is de tabel hiernaast ---->
Neem aan dat de tabel bij lineaire groei hoort.
Geef de hoeveelheid N op t = 3
Slide 14 - Open vraag
Gegeven is de tabel hiernaast ---->
Neem aan dat de tabel bij exponentiële groei hoort.
Geef de hoeveelheid N op t = 3
rond af op gehelen
Slide 15 - Open vraag
Stel de formule op van de lijn hiernaast.
A
h=8a+4
B
h=0,5a+8
C
h=2a+8
D
h=8a+2
Slide 16 - Quizvraag
Hiernaast zie je 2 grafieken die horen bij
Welke stelling is juist.
y=ax+b
A
De 'b' van beide grafieken is hetzelfde
B
De 'a' van de rode grafiek is groter dan bij de blauwe grafiek.
C
Deze grafieken groeien exponentieel
D
De 'a' van beide grafieken is hetzelfde
Slide 17 - Quizvraag
Hiernaast zie je 2 grafieken die horen bij
Welke stelling is juist.
y=ax+b
A
De 'b' van beide grafieken is hetzelfde
B
De 'a' van de blauwe grafiek is kleiner dan van de rode grafiek
C
Het snijpunt van deze grafieken ligt buiten de afbeelding
D
De 'a' van beide grafieken is hetzelfde
Slide 18 - Quizvraag
Hiernaast zie je 2 grafieken die horen bij
Welke stelling is juist.
y=ax+b
A
De 'b' van de blauwe grafiek is negatief
B
De grafieken snijden elkaar nooit
C
De 'a' van de blauwe grafiek is positief
D
De 'a' van de blauwe grafiek is negatief
Slide 19 - Quizvraag
De volgende twee stellingen gaan over A: Wanneer de waarde van c veranderd, verplaatst de hele grafiek omhoog of omlaag B: De waarde van a bepaald of het een bergparabool of dalparabool is.
y=ax2+c
A
A en B zijn waar
B
A en B zijn niet waar
C
A is waar,
B is niet waar
D
A is niet waar,
B is waar
Slide 20 - Quizvraag
Wat weet je van de grafiek van de formule:
y=2x2−5
A
bergparabool met top onder de x-as
B
dalparabool met top onder de x-as
C
bergparabool met top boven de x-as
D
dalparabool met top boven de x-as
Slide 21 - Quizvraag
Wat weet je van de grafiek van de formule:
y=−4x2+17
A
bergparabool met top onder de x-as
B
dalparabool met top onder de x-as
C
bergparabool met top boven de x-as
D
dalparabool met top boven de x-as
Slide 22 - Quizvraag
Je ziet de grafiek die hoort bij de formule
Wat weet je van a en c
y=ax2+c
A
a is positief en c is positief
B
a is negatief en c is positief
C
a is positief en c is negatief
D
a is negatief en c is negatief
Slide 23 - Quizvraag
welke functie hoort bij de groene grafiek?
A
f(x)=x2−3
B
f(x)=x2+3
C
f(x)=−x2−3
D
f(x)=−2x2+3
Slide 24 - Quizvraag
welke functie hoort bij de blauwe grafiek?
A
f(x)=x2−3
B
f(x)=x2+3
C
f(x)=−x2−3
D
f(x)=−2x2+3
Slide 25 - Quizvraag
Koppel door te slepen onderstaande formules aan de juiste grafieken.
f(x) = 0,83x4
g(x) = -5x6
h(x) = -34x7
m(x) = 28x3
Slide 26 - Sleepvraag
15
5
6
Periode
Evenwichtsstand
Amplitude
Slide 27 - Sleepvraag
300
2
200
Periode
Evenwichtsstand
Amplitude
Slide 28 - Sleepvraag
Welke van de grafieken is/zijn periodiek?
A
Alleen A
B
A en B
C
A en C
D
B en C
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de periode in seconden?
A
20
B
40
C
80
D
120
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de amplitude?
A
0 m
B
30 m
C
20 m
D
15 m
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de evenwichtsstand?
A
0 m
B
30 m
C
20 m
D
15 m
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de periode ?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de amplitude ?
A
2
B
2,5
C
4
D
5
Slide 34 - Quizvraag
Wat is de evenwichtsstand ?
A
0,5
B
2
C
3
D
5,5
Slide 35 - Quizvraag
Wat is van de grafiek hiernaast de periode?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 36 - Quizvraag
Hoe hoog is de grafiek bij 10 uur?
A
0,5
B
1
C
1,5
D
2
Slide 37 - Quizvraag
Wat vind je nog lastig?
Slide 38 - Woordweb
Einde
Klaar!
Als je zeker weet dat je alles ingevuld hebt,
zeg even dag in teams en dan mag je de les verlaten.