Thuiswerk in de reizenweek

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Instructions

Bonjour à tous! 

Moi, je suis en voyage. Pourtant, ça serait dommage si vous ne vous entraînez pas!

(Gooi maar in Google Translate en kijk of hij het goed kan vertalen - ik zei:) 

Ik ben op reis. Toch zou het jammer zijn als jullie niet oefenen! 

1a. Weet je het nog? De werkwoorden op -er! 

Zet de uitgangen bij de goede persoon. 

Nous regard

Je parl

Elle aim

Tu particip

Ils mang

Instructions

In deze LessonUp die jullie zelf kunnen doorwerken vinden jullie 12 oefeningetjes (vooral) over: 

- prendre 

- delend lidwoord

- kloktijden

- wegwijzen 

- vocabulaire 

Herhaal ook de woordjes terwijl ik weg ben! Zorg dat je klaar bent voor het SO.

1b. Wat betekent "Tu participes" ook alweer?

1c. Wat betekent "Ils mangent" ook alweer?

2. Maak de vormpjes van prendre goed af.

Vous pren

Je prend

Il prend

Nous pren

Elles prenn

Tu prend

3. Quelle heure est-il?
(<-- kijk)

4a. Instruction:

Bij de volgende sleepopdracht is het de bedoeling dat er bij elk plaatje een grammaticaal correcte zin komt te staan. Daarvoor heb je steeds een groen en een rood blokje nodig. 

De groene blokjes kunnen bij meerdere plaatjes staan, de rode blokjes passen maar bij één plaatje. 

Bonne chance! 

Vous allez

Vous allez

Tu vas

Je vais

Nous allons

tout droit

à droite

à gauche

en vélo

en avion

4b. Schrijf de Nederlandse vertaling van de zinnetjes op die je net hebt samengesteld.

5. Hoe schrijf je in het Frans: in enkele minuten?

6. Daar zijn ze weer, letters met oogjes. Welke delend lidwoorden horen waar? 

huile

beurre

eau

glaces

café

confiture

glace

verres

7. Leg in je eigen woorden uit wanneer de Fransen de delend lidwoorden (du, de la, de l' en des) gebruiken.

8. Hoe schrijf je in het Frans:
"brood met boter en jam"

9. Quelle heure est-il?
(<-- kijk)

10. Wat past op het gat in de zin:
Il y a ................... dans la tasse.

1. le café
2. du café
3. les cafés
4. des cafés

11. Wat past op het gat in de zin:
C'est quoi ça???
Oh, ce sont ................... de la voisine.

1. le chat
2. du chat
3. les chats
4. des chats

12. Wat past op de gaten in de zin:
On achète ................ pour .....................
(We kopen ijsjes voor de kinderen.)

1. des glaces ....des enfants
2. des glaces ...... les enfants
3. les glaces ............ des enfants
4. les glaces .............. les enfants

C'est fini! 

Super, tu as tout fait.

Had je alles goed? Félicitations, tu as fini. (Je bent klaar.) 

Als je veel fouten had, wil ik graag dat je die onderdelen die minder goed gingen nog eens goed doorneemt in het boek: TB p. 86 / 101 

Maak daarna die vragen nog een keer en zorg dat je ook snapt waarom het goede antwoord goed is.