Les 08 - Samenstellingen en tussenklanken

Samenstellingen en tussenklanken
Taalverzorging §A3
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen en tussenklanken
Taalverzorging §A3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe je samenstellingen schrijft; 
- wanneer je tussenklanken in samenstellingen moet plaatsen. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Kies bij de volgende woorden het juiste meervoud. 

Slide 3 - Tekstslide

bijzonderheid
A
bijzonderheids
B
bijzonderheid's
C
bijzonderheiden
D
bijzonderheden

Slide 4 - Quizvraag

soepblik
A
soepblikken
B
soepbliken
C
soepbliks
D
soepkommen

Slide 5 - Quizvraag

kalf
A
kalven
B
kalfjes
C
kalveren
D
kalfs

Slide 6 - Quizvraag

musicus
A
musicussen
B
musica
C
musici
D
musicusjes

Slide 7 - Quizvraag

leeuwerik
A
leeuweriken
B
leeuwerikken
C
leeuweriks
D
heeft geen meervoud

Slide 8 - Quizvraag

amfibie
A
amfibies
B
amfibiën
C
amfibieën
D
amfibie's

Slide 9 - Quizvraag

Samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden. Voor het vormen van samenstellingen moeten we rekening houden met een aantal regels. Hier bespreken we er twee van.

Slide 10 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Je schrijft samengestelde woorden aan elkaar als er sprake is van één begrip, waarbij je bij het uitspreken maar één lettergreep beklemtoont.

Ook samengestelde woorden en samenstellingen die afgeleid zijn van werkwoorden schrijf je aan elkaar.

Slide 11 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Sommige woorden sluiten niet heel direct op elkaar aan. Daarom
is het nodig om er een -e, een -s of -en tussen te plaatsen.

Als er een -s tussen de delen wordt geplaatst, hoor je dat. 

Als dat niet zo is doordat het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, vervang je dit woord door een woord zonder -s.

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk
Werk nu aan opdracht 1 op pagina 268. 

Klaar? 
Werk dan verder aan de schrijfopdracht.

Slide 13 - Tekstslide

Schrijfopdracht 
Jullie gaan zelfstandig werken aan een schrijfopdracht. Deze luidt als volgt: 

Schrijf een recensie over een klein, alledaags voorwerp. Denk aan een paperclip, een knijper of een punaise. Kies voor een laaiend enthousiaste of juist zeer strenge beoordeling. Gebruik minimaal tien bijvoeglijke naamwoorden, waarvan de helft in de vergrotende of overtreffende trap. Denk aan uiterlijke kenmerken, zoals kleur en materiaal en gebruikskenmerken. 

Slide 14 - Tekstslide