kt1 8.1

Programma

Leerdoelen


Aan de slag

Afsluiten


Programma       9 maart
  • Start
  • Lesdoelen
  • Bespreken VK
  • Uitleg 8.1
  • Aan de slag 8.1
  • Afsluiting
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma

Leerdoelen


Aan de slag

Afsluiten


Programma       9 maart
  • Start
  • Lesdoelen
  • Bespreken VK
  • Uitleg 8.1
  • Aan de slag 8.1
  • Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Aan het eind van deze les ..


.. weet je het verschil tussen positieve en negatieve getallen.

.. ken je de begrippen kleiner dan, groter dan, gelijk aan en tegengestelden.






Slide 2 - Tekstslide

Bespreken voorkennis

Slide 3 - Tekstslide

Positieve en negatieve getallen
Getallen boven de 0 heten positieve getallen (+)

Getallen onder de 0 heten negatieve getallen (-)

Het getal 0 is niet positief en niet negatief, maar neutraal.

Slide 4 - Tekstslide

Groter dan  >       
Kleiner dan  <
7 > 6 Lees je als "7 is groter dan 6"
2 < 3 Lees je als "2 is kleiner dan 3"

> betekent dus "is groter dan"
< betekent dus "is kleiner dan"

Ezelsbruggetje: 
De opening van < en > staat altijd aan de kant van het grootste getal.

Slide 5 - Tekstslide

Tegengestelde getallen
Tegengestelde getallen liggen op de getallenlijn even ver van 0.
Bijvoorbeeld -4 en 4. 

Opgeteld zijn deze getallen altijd 0.
-4 en 4 zijn elkaars tegengestelden, want -4+4=0.







Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag

Maak 

1 - 7  


Nakijken en verbeteren.













timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

Het getal 0 is een ...... getal.
Wat moet er op de puntjes staan,
vul het antwoord in op je Ipad.

Slide 8 - Open vraag

Terugblik
Vul in < of >.
-1 ... -3

Slide 9 - Open vraag

Terugblik
Wat is het tegengestelde van -5?

Slide 10 - Open vraag

Afsluitend kaartspel

Rode kaarten (harten en ruiten)  --> negatieve getallen.
Zwarte kaarten (schoppen en klaver) --> positieve getallen.

  • Elke speler krijgt 3 kaarten.
  • De overige kaarten komen in het midden verdeeld over 2 stappels (één met nummers naar boven en de andere   nummers naar benenden).
  • Speel om beurten. De eerste speler telt zijn cijfers bij elkaar op, pakt een kaart van een van beide stapels en legt ten   slote een kaart van zichzelf met het nummer naar boven weg. 
  • Heeft een speler drie kaarten waarvan de optelling 0 is, dan wint hij een slag en legt deze apart en pakt drie nieuwe   kaarten.
  • Het spel is afgelopen als beide stapels op zijn of de tijd op is. Wie de meeste slagen heeft, is de winnaar!







Slide 11 - Tekstslide