Perron 2, les 1

Taalverzorging Perron 2
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging Perron 2

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Waar gingen de vorige lessen over?

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
klinkers
medeklinkers
lettergrepen
afbreken
open lettergreep
gesloten lettergreep
leestekens:
- komma
- punt
- vraagteken
- uitroepteken

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik
je een hoofdletter?

Slide 4 - Woordweb

De hoofdletter
  • voornaam
  • achternaam
  • straatnaam
  • woonplaats 
  • postcode
  • land
  • namen / titels

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?

Slide 6 - Woordweb

Werkwoorden
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt of  wat er is gebeurd.


Slide 7 - Tekstslide

4

Slide 8 - Video

00:46
Leg uit :
Wat is je vraagproef?
Leg ook uit hoe je de vraagproef toepast.

Slide 9 - Open vraag

00:54
Leg uit :
Wat is je tijdsproef?
Leg ook uit hoe je de tijdsproef toepast.

Slide 10 - Open vraag

01:02
Leg uit :
Wat is je getalsproef?
Leg ook uit hoe je de getalsproef toepast.

Slide 11 - Open vraag

01:22
Op welke 3 manieren (proeven) kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 12 - Open vraag

Tijdproef
Er zijn verschillende manieren om de pv te vinden. Wij gebruiken de tijdproef.
1. In welke tijd staat de zin? (t.t. of v.t.)
2. Verander de zin van tijd.
3. Welk werkwoord is veranderd? Dat is de persoonsvorm.

Slide 13 - Tekstslide

In welke tijd staat de zin hieronder?

De man koopt drie lieve puppy's.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord verandert er als je de zin van tijd wisselt?

De man koopt drie lieve puppy's.
A
de man
B
koopt
C
drie
D
puppy's

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

De man koopt drie lieve puppy's.

Slide 16 - Open vraag

In welke tijd staat de zin hieronder?

Hoe laat is het?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 17 - Quizvraag

Als je de zin van tijd wisselt, welk werkwoord verandert er dan?

Hoe laat is het?
A
hoe
B
laat
C
is
D
het

Slide 18 - Quizvraag

Opdrachten uit het boek
 maken: blz. 18 - 19 
               opdr. 1 - 3

Bij opdracht 3 gebruik je bij alle zinnen de tijdproef.

Slide 19 - Tekstslide