8) Hieronder staan drie economische verschijnselen
1 Consumenten stellen aankopen uit.
2 Consumenten verwachten een verdere daling van de prijzen.
3 De productie daalt.
→ In welke regel staan deze verschijnselen zó dat een economisch logische gedachtegang ontstaat?
A deflatie → 1 → 2 → 3 → afname van economische groei
B deflatie → 1 → 3 → 2 → afname van economische groei
C deflatie → 2 → 1 → 3 → afname van economische groei
D deflatie → 2 → 3 → 1 → afname van economische groei
E deflatie → 3 → 1 → 2 → afname van economische groei
F deflatie → 3 → 2 → 1 → afname van economische groei