In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H1t/m4
Slide 1 - Tekstslide
wat is geen primaire behoefte
A
een boterham
B
een tv
C
een huis om in te wonen
D
goede schoenen
Slide 2 - Quizvraag
welke van onderstaande is een voorbeeld van een schaars goed
A
wind
B
zonlicht
C
bos
D
tijd
Slide 3 - Quizvraag
Alles wat je nodig hebt om te kunnen leven, zoals voedsel, kleding, woonruimte en gezondheidszorg.
Het kopen van producten.
Alles wat je kunt vastpakken. Bijvoorbeeld je mobiele telefoon.
Alles wat iemand voor je doet. Bijvoorbeeld de fietsenmaker die je fiets maakt. Of de kapper die je haar knipt.
Alles wat je graag zou willen hebben, maar niet persé nodig is.
Basisbehoeften
Consumeren
Goederen
Diensten
Overige behoeften
Slide 4 - Sleepvraag
In de economie gaat het vaak over welvaart, als Thijs de spelcomputer door een verhoging van zijn loon nu vaker uit eten kan, wordt zijn welvaart , dit betekent dat je in meer kunt voorzien. Je kunt je welvaart ook vergroten door
Kies uit:
behoeften
zelfvoorziening
groter
kleiner
schaarste
goederen
Slide 5 - Sleepvraag
gratis koffie of thee op haar werk;
Rente op haar spaarrekening
loon voor het werken in de Tuin
Het inkomen van Esmee bestaat uit drie soorten sleep de goede inkomens vorm er achter.
loon in natura
loon uit bezit
loon uit arbeid
Slide 6 - Sleepvraag
Jeroen heeft een goede baan, maar ook een duur huis, waardoor hij maandelijks maar weinig geld overhoudt om leuke dingen te gaan doen. Dat vindt hij lastig. Leo woont in een klein huis aan de rand van het dorp. Omdat hij werkloos is, heeft hij genoeg tijd om in zijn tuin te werken. Hij verbouwt er groente en voorziet zo in zijn behoeften. Wie is volgens jou het meest welvarend? Leg je antwoord uit
Slide 7 - Open vraag
Hoe noem je het afstemmen van je uitgaven op je inkomsten?
Slide 8 - Open vraag
Economische groei kan zorgen voor inflatie. Leg uit hoe dit kan.
Slide 9 - Open vraag
Alles wat een bedrijf doet om meer te verkopen heet ...
A
Reclame
B
Promotie
C
Marketing
D
PR
Slide 10 - Quizvraag
De 6P's worden ook wel ... genoemd.
A
Marketing hulpmiddelen
B
Marketingmix
C
Marketing
groepering
D
Marketing
gereedschap
Slide 11 - Quizvraag
dit is een voorbeeld van marketing:
A
prijs
B
promotie
C
plaats
D
product
Slide 12 - Quizvraag
Om welke P van marketing gaat het? Er zijn veel concurrenten in een stadswinkelcentrum.
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie
Slide 13 - Quizvraag
Het assortiment speelt een belangrijke rol in de marketingstrategie van Action. Tot welk onderdeel van de marketing behoort het assortiment?
A
plaatsbeleid
B
prijsbeleid
C
productbeleid
D
promotiebeleid
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.
Slide 15 - Quizvraag
€16 van €175 is ....% Rond af op hele procenten
Slide 16 - Open vraag
Wat is GEEN spaarmotief?
A
sparen voor een nieuwe fiets
B
sparen voor als de wasmachine kapot gaat
C
sparen omdat dat veiliger is
D
sparen voor de rente
Slide 17 - Quizvraag
Wat is GEEN leenmotief?
A
Lenen voor een huis
B
Lenen voor een plotselinge dure reparatie aan de auto
C
Lenen voor een nieuwe caravan
D
Lenen vanwege de lage rente
Slide 18 - Quizvraag
Welke van de beweringen over een hypotheek is NIET juist?
A
Wanneer je de aflossing en rente van je
van je hypotheek niet op tijd betaalt
kan de bank het onderpand laten verkopen.
B
Bij een hypothecaire lening kan bijvoorbeeld een hele dure auto als onderpand worden gegeven.
C
De hoogte van het rentepercentage van een hypothecaire lening is lager dan die van
andere leningen
l
D
De looptijd van een hypotheek is meestal 30 jaar
Slide 19 - Quizvraag
Voor een consumptief krediet heb je bij de banken keuze uit verschillende kredietvormen. Welke van de onderstaande kredietvormen is geen kredietvorm voor een consumptief krediet?
A
Persoonlijke lening
B
Hypotheek
C
Salariskrediet
D
Doorlopend krediet
Slide 20 - Quizvraag
Welke zin is helemaal juist?
A
Je bent pas eigenaar van een woning als je je hele hypotheek hebt betaald.
B
Bij een depositorekening heb je vaste rente
C
Betalen met een creditcard kan alleen als je rijk bent
D
Bij het kopen van vreemd geld bij een bank krijg je van de bank
provisie
Slide 21 - Quizvraag
In welk van onderstaande gevallen is er sprake van directe ruil?
A
Kees koopt een boormachine met een cadeaubon van de Gamma die hij voor zijn verjaardag heeft gehad.
B
Greta koopt bij Bol.com een tablet met internetbankieren
C
Willem spreekt met Henk af dat hij zijn huis schildert in ruil voor de bijlessen voor zijn zoon.
D
Jan-Dirk ruilt bij de Hema een trui , want hij heeft een te grote maat gekocht.
Slide 22 - Quizvraag
Welke van de onderstaande beweringen is JUIST?
I Dividend is een rente-uitkering aan spaarders II Een aandeelhouder is een stukje eigenaar van de onderneming waarvan hij aandelen heeft gekocht.
A
bewering l
B
bewering ll
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Welke van de onderstaande beweringen is JUIST ?
I Door te lenen kun je je huidige bestedingsmogelijkheden vergroten. II De gevolgen van een lening (rente en aflossing) verkleinen de toekomstig bestedingsmogelijkheden
A
bewering l
B
bewering ll
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Welke functie van geld herken je in de onderstaande zin?
De feestcommissie maakt een begroting voor de feestavond. “
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel
D
geen
Slide 25 - Quizvraag
Een mooie computer kost bij betaling in één keer € 599,-. Je kunt het toestel ook in termijnen betalen.
Je betaalt dan op het moment dat je de koop sluit € 150,-. Vervolgens betaal je 10 maandelijkse termijnen van € 47,50.
Hoeveel betaal je extra als je in termijnen betaalt?
A
€ 26
B
€ 47,50
C
€ 150
D
€ 625
Slide 26 - Quizvraag
Op haar 18e verjaardag krijgt Inez € 1.000 omdat ze niet heeft gerookt. Ze zet dit geld op een spaarrekening bij de RABO bank. De bank vergoedt haar 5% rente per jaar. Na een jaar laat ze de rente ook het jaar daarna op de bank staan. Aan het einde van het 2e jaar krijgt ze weer 5% rente.
Welk bedrag heeft ze na twee jaar op haar rekening staan??
A
€ 1.050
B
€ 1.100
C
€ 1.102,50
D
€ 2.102,50
Slide 27 - Quizvraag
Wim wil graag een nieuwe laptop kopen. Hij heeft zijn oog laten vallen op een laptop van HP. Maar deze is wel erg duur…€ 2.200. Hij heeft zelf nog maar € 1.200 gespaard en dus besluit hij de rest te lenen en het in 3 jaar in maandelijkse termijnen af te lossen. Hoeveel gaat hij in 3 jaar een rente betalen?
Slide 28 - Open vraag
Veel mensen “beleggen”. Ze kopen bijvoorbeeld aandelen, mooie schilderijen of andere kunst, huizen of andere bijzondere waardevolle spullen. Hoe denken deze beleggers hiermee geld te kunnen verdienen?
Slide 29 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met "de dekking van een verzekering"?
A
Het contract waarin de rechten en plichten van verzekerde en verzekeraar zijn vastgelegd
B
Het deel van de schade dat je zelf moet betalen, ook al ben je verzekerd.
C
De kosten die je aan de verzekeraar betaalt bovenop de premie.
D
De schade waarvoor je verzekerd bent.
Slide 30 - Quizvraag
Bekijk het gedeelte uit de polisvoorwaarden voor een fietsverzekering hiernaast . Na een inbraak in haar schuur vindt Mariska haar fiets vlak bij haar huis weer terug. De fiets is flink beschadigd en wordt voor € 390 gerepareerd. Ze claimt de schade bij de verzekeringsmaatschappij.
Hoeveel procent van de schade krijgt Mariska uitgekeerd?
A
32,1%
B
47,2 %
C
67,9 %
D
100%
Slide 31 - Quizvraag
Hoe heet de verzekering die uitkeert bij diefstal of beschadiging van je eigen voertuig?
A
AVP
B
WA+Casco
C
WA-verzekering voor eigen motorvoertuigen
D
WA-verzekering voor motorvoertuigen
Slide 32 - Quizvraag
Welke van onderstaande beweringen is JUIST ?
A
Als je schade claimt, dan stijgt de premie van de autoverzekering.
B
AVP is de officiële benaming van de WA-verzekering voor voertuigen.
C
Een allriskverzekering is een verzekering voor alleen de schade die je met je voertuig
aan een ander toebrengt
D
Een WA+cascoverzekering voor motorvoertuigen is verplicht.
Slide 33 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met het "eigen risico"?
A
Dat je voorzichtig moet zijn, want je bent zelf
ook verantwoordelijk voor je
gezondheid en je spullen.
B
De helft van het schadebedrag dat je nooit vergoed krijgt van de verzekeraar, omdat de verzekeraar hier het risico niet voor wil dragen.
C
Het deel van het schadebedrag wat je zelf betaalt bij een schade.
D
De schade waarvoor je verzekerd bent
Slide 34 - Quizvraag
Bekijk het premieoverzicht van de verzekeraar Gezond leven hieronder. Familie Blokzijl bestaat uit vader, moeder en twee kinderen van 4 en 8 jaar. Mevrouw Blokzijl kiest voor het hoogste vrijwillig eigen risico. Meneer Blokzijl wil geen vrijwillig eigen risico. Ze hebben beiden recht op collectieve korting via hun werkgever. Meneer Blokzijl betaalt voor zijn aanvullende tandartsverzekering 55 euro per jaar. Bereken hoeveel het gezin per jaar totaal aan verzekeringspremie betaalt.
A
€ 2.065
B
€ 2.010
C
€ 4.170
D
€ 3.720
Slide 35 - Quizvraag
Bekijk het premieoverzicht van de verzekeraar Gezond leven hieronder. Familie Blokzijl bestaat uit vader, moeder en twee kinderen van 4 en 8 jaar. Mevrouw Blokzijl kiest voor het hoogste vrijwillig eigen risico. Meneer Blokzijl wil geen vrijwillig eigen risico. Hoeveel procent betaalt meneer Blokzijl meer aan premie dan zijn vrouw?
Slide 36 - Open vraag
Welke van onderstaande beweringen is ONJUIST ?
A
Hoe hoger het risico, des te lager de premie.
B
Hoe lager het verzekerd bedrag, hoe lager de premie
C
De premie voor een WA+cascoverzekering (Allrisk) is hoger dan die van de WA verzekering voor motorvoertuigen.
D
Een WA verzekering voor motorvoertuigen is verplicht.
Slide 37 - Quizvraag
Bij een opstalverzekering is de premie relatief laag.
Wat is hiervan de verklaring?
A
Het aantal schades in een jaar is klein.
B
Het aantal verzekerden is groot.
C
Het aantal schades is klein én het aantal verzekerden is groot.
D
Het aantal schades is wel groot, maar het aantal verzekerden is klein.
Slide 38 - Quizvraag
Wanneer krijg je No-claimkorting?
A
Als je een jaar niet ziek geweest bent en daardoor niet geclaimd hebt bij de zorgverzekering.
B
Als je een nieuwe autoverzekering afsluit, want ze willen je als nieuwe klant korting geven.
C
Als de kans op schade voor de autoverzekeraar erg klein is, omdat je bijvoorbeeld heel weinig rijdt.
D
Als je een jaar geen ongeluk hebt veroorzaakt en ook niet geclaimd hebt bij je autoverzekering.
Slide 39 - Quizvraag
Waaruit bestaan de verzekeringskosten het eerste jaar?
A
Assurantiebelasting, eigen risico en poliskosten
B
Premie, assurantiebelasting en eigen risico
C
Assurantiebelasting, poliskosten en premie
D
Eigen risico, poliskosten en premie
Slide 40 - Quizvraag
Waarom zijn de zorgverzekering en WA verzekering voor motorrijtuigen verplicht?
A
De kosten kunnen zo hoog oplopen, waarbij het risico bestaat dat je die anders nooit kunt betalen.
B
De overheid wil zeker weten dat er genoeg geld in de verzekeringspot zit, zodat ze kunnen uitbetalen als dat nodig is
C
Het is nodig omdat er anders personeelstekorten zouden ontstaan in de ziekenhuizen en bij garages.
D
Anders kun je geen nieuwe kopen als er iets gebeurt.
Slide 41 - Quizvraag
We hebben in Nederland de Zorgverzekeringswet.
Welke van onderstaande beweringen over de basisverzekering is ONJUIST ?
A
De basisverzekering is verplicht.
B
Bij de basisverzekering krijgt iedereen zorgtoeslag
C
Bij de basisverzekering zit een verplicht eigen risico.
D
Jongeren onder de 18 jaar zijn gratis meeverzekerd bij de ouder(s)
Slide 42 - Quizvraag
Jan en Mia gaan samenwonen. Ze hebben een mooi huis gevonden en verhuizen er naar toe met al hun spulletjes. Ze hebben de inboedel verzekerd voor € 50.000,- Jan let even niet op tijdens het koken en er ontstaat een klein brandje in de keuken. De schade is € 21.000,- De verzekeringsagent komt langs om de schade op te nemen en hij ziet dat er veel duurdere spullen staan dan hij had gedacht. De werkelijke waarde van de inboedel is wel € 75.000,- De verzekeringsagent zegt: “U bent niet alleen verliefd, u bent ook onderverzekerd. We gaan niet de gehele schade vergoeden!” Welk bedrag krijgen zij uitgekeerd? Geef de berekening.
Slide 43 - Open vraag
Piet en Roos gaan samenwonen. Ze hebben een leuk huis gevonden en verhuizen er naar toe. Ze hebben de inboedel verzekerd voor € 85.000,- Roos let even niet op tijdens het koken en er ontstaat een klein brandje in de keuken. De schade is € 21.000,- De verzekeringsagent komt langs om de schade op te nemen en hij onderzoekt de schade. De werkelijke waarde van de inboedel is volgens hem € 75.000,- De verzekeringsagent zegt: “U bent oververzekerd. Welk bedrag krijgen zij uitgekeerd? Geef de berekening en uitleg.
Slide 44 - Open vraag
Willem de Vries sluit voor het eerst een verzekering af voor zijn nieuwe camera. De premie is € 25,75. De poliskosten zijn € 5,50 en de assurantiebelasting is 21%. Hoeveel moet hij aan de verzekeringsmaatschappij betalen?
Slide 45 - Open vraag
Bekijk de tabel van de scooterverzekeringen. Je woont in Purmerend en sluit voor je scooter van € 2.000 een WA + cascoverzekering af bij Fortune. In het 2e jaar wordt je scooter gestolen. a. Bereken hoeveel je uitgekeerd krijgt van de verzekeraar. b. Waarom verschilt de premie per regio?
Slide 46 - Open vraag
Safar heeft een spaarrekening bij de bank en krijgt jaarlijks 1,8% rente.
Hij leest in de krant dat de inflatie dit jaar 1,2 % is. Is dat voor hem gunstig of ongunstig? Leg je antwoord uit.
Slide 47 - Open vraag
Op het parkeerterrein bij de AH raakt Piet met inparkeren de deur van een andere geparkeerde auto. Hij schrikt en rijdt gauw naar een andere plek.... Door het bonus- malussysteem bij autoverzekeringen komen mensen soms in de verleiding om door te rijden als ze een kleine schade veroorzaken, terwijl ze toch verzekerd zijn. Waarom doen mensen dat?
Slide 48 - Open vraag
Als je een hypotheek sluit bij een bank, eist de bank dat je voor het huis een opstalverzekering neemt.