2H - p2 - Week 6 (les 10, thuisonderwijs)

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Hallo!
Melde dich an!

• Op je telefoon of in nieuw venster
• nummer invoeren /
  de les is met je gedeeld
• jouwvoornaam
• Nodig voor filmpjes en vragen beantwoorden
• aanwezigheid

Vorige lessen hebben we de getallen besproken, lied geluisterd, zijn we met het thema Kerst bezig geweest, gelezen. 

Heb je de doelen van toen behaald?

2.4: Wat zijn de Duitse modale werkwoorden (incl. vertaling)?

Hoe vervoeg je modale werkwoorden? (regels) 

In welke letter verandert de klinker bij dürfen, mögen en können?

Hoe verandert het enkelvoud bij müssen, wollen, möchten en wissen?

Modale werkwoorden

Deutsch, Kapitel 2

Kapitel 2 Lektion 5 Modalverben (Modale werkwoorden)

Januar 2021

In LessonUp met de stof oefenen

Mache: Aufgaben Periodeplanner van deze week                                                                 Na de les

Fertig: Inleveren via Google Classroom en zelfstandig nakijken.

Volgende les: Formatieve Toets Modale werkwoorden + Lesen/Hören

Heb je een antwoord opgeschreven bij de leerdoelen van vandaag? 

Heb je de doelen bereikt?                      7 minuten

We checken dit op het eind met het Leerdoelen-rad der wonderen!

2.1 Grammatik

1. tegenwoordige tijd zwakke ww. op -d en -t.

2. voltooid deelwoord zwak ww

3. telwoorden tot 1.000

2.2 Grammatik

4. regels voor de geslachten van zelfstandige naamwoorden.

2.4 Grammatik

5. Modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

2.5 Grammatik

6. Je kunt zelfstandige naamwoorden door persoonlijke voornaamwoorden vervangen.

2.3 (spreken + schrijven) 

6. Je kunt iets of iemand beschrijven (spreken).

7. Je kunt zeggen of je iets wel of niet leuk vindt.

8. Je kunt om dingen vragen en antwoord geven.

9. Je kunt getallen uitspreken en verstaan.

Je kunt een gesprek voeren in een winkel.

In het hoofdstuk heb je ook aan de volgende doelen gewerkt:

- Je kunt informatie over personen en plaatsen begrijpen.

- Je kunt je een idee vormen van de inhoud van een tekst (die visueel ondersteund wordt).

Je kunt het onderwerp van korte kijkfragmenten bepalen.

Je kunt de s-klanken uitspreken.

Je kunt alledaagse uitdrukkingen begrijpen.

Je kunt informatie over personen en plaatsen begrijpen.

Wiederholung und Übersicht Kapitel 2

Leerdoelen 2.4

1. Wat zijn de Duitse modale werkwoorden  (incl. vertaling)?
   
   
2. Hoe vervoeg je modale werkwoorden? (regels)
   
   
3. In welke letter verandert de klinker bij dürfen, mögen en können?
   
   
4. Hoe verandert het enkelvoud bij müssen, wollen, möchten en wissen?

Noteer de leerdoelen in jouw schrift.

Noteer de antwoorden op de leerdoelen in jouw schrift.

Op elke leervraag moet je antwoord kunnen geven.

Modalverben

Modalverben = modale werkwoorden

Wat betekent dat?

Dat zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis (houding) geven aan hoofdwerkwoord of over een toestand. zoals: Ik kan iets, wil iets, moet iets.

Bijna altijd komen ze voor in combinatie met een hoofdwerkwoord: Ich muss es tun, ich kann nicht kommen.

Uitleg over modale werkwoorden in het Nederlands? Klik dan hier:

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Zij mogen geen snoep eten."

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij kunnen morgen niet naar school."

Deutsche Modalverben

1. können --> NL?
2. dürfen --> NL?
3. mögen --> NL?
4. müssen --> NL?
5. wissen --> NL?
6. wollen --> NL?
7. möchten --> NL?

Was?

• Docent noemt een naam. 
• Kies een cijfer uit en vertaal die naar het Nederlands.
• Noteer de antwoorden bij de leervraag die hierover gaat. 

GOED ONTHOUDEN!

1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 

     geen uitgang .

2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  

     klinker in de stam.

3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 

     werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).

4. Voltooid deelwoord heeft een eigen vorm.

Naar welke klinker verandert het werkwoord müssen in de stam?

(ezelsbruggetje: mus uitlaten)

1. a
2. u
3. i
4. e

Naar welke klinker verandert het werkwoord wollen in de stam?

1. a
2. o
3. i
4. u

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).

1. mag
2. magt
3. mög
4. mögt

Was...... (wollen) du heute machen?

1. will
2. willst
3. wollst
4. wolst

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.

1. darf
2. darft
3. dürft
4. dürf

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?

1. magt
2. mögt
3. mögen
4. mag

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?

1. könnst
2. kanst
3. kannst
4. kan

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen

Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... .............
am liebsten, aber ohne Sahne

Wie weet het meest over en is het snelst met modale werkwoorden?

https:

Handige links

Oscarromerotalen om extra te oefenen

YouTube voor Duitse modale werkwoorden

Klik hier voor nog meer informatie en oefeningen.

Of hier.

Heb je het gevoel dat je de Modalverben begrijpt?

1. Begrijp en ken het wel, komt goed! (100%)
2. Ken de rijtjes nog niet, maar snap wat de bedoeling is! (75%)
3. Ik snap het nu nog niet zo, maar komt wel (50%)
4. Ik vind het nog erg moeilijk (25%)

Het leerdoelen-rad der wonderen

Wie krijgen de eer om een leerdoel
te mogen beantwoorden?

Voor de leerdoelen  zoeken
we vandaag elk twee leerlingen.

Succes!

Beantwoord het leerdoel
dat je toegewezen hebt gekregen.

Stel 1 vraag over de uitleg wat je nog niet goed hebt begrepen

An die Arbeit!

(Hausaufgaben)

Lerne: Modalverben (Formatieve Toets)

Mache: Kapitel 2 Lektion 4 Aufgaben  9 t/m 12 (indien niet af)

Mache: Kapitel 2 Lektion 5 Aufgaben 1-10 (indien nog niet af)

Mache: Kapitel 2 Lektion 5 Aufgaben 11-13