2H - p2 - Week 6 (les 10+11, thuisonderwijs)

Hallo!
Melde dich an!

  • Op je telefoon of in nieuw venster
  • nummer invoeren /
    de les is met je gedeeld
  • jouwvoornaam
  • Nodig voor filmpjes en vragen beantwoorden
  • aanwezigheid
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hallo!
Melde dich an!

  • Op je telefoon of in nieuw venster
  • nummer invoeren /
    de les is met je gedeeld
  • jouwvoornaam
  • Nodig voor filmpjes en vragen beantwoorden
  • aanwezigheid

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de leerdoelen die je al behaald hebt?
2.4: Wat zijn de Duitse modale werkwoorden (incl. vertaling)?

Hoe vervoeg je modale werkwoorden? (regels) 
In welke letter verandert de klinker bij dürfen, mögen en können?
Hoe verandert het enkelvoud bij müssen, wollen, möchten en wissen?
Modale werkwoorden
Deutsch, Kapitel 2
Kapitel 2 Lektion 5 Modalverben (Modale werkwoorden)
Januar 2021

In LessonUp met de stof oefenen
Mache:                                                                 Na de les
Fertig: Inleveren via Google Classroom en zelfstandig nakijken.
Heb je een antwoord opgeschreven bij de leerdoelen van vandaag?                       7 minuten
We checken dit op het eind met het Leerdoelen-rad der wonderen!
timer
5:00000

Slide 2 - Tekstslide


2.1 Grammatik
1. tegenwoordige tijd zwakke ww. op -d en -t.
2. voltooid deelwoord zwak ww
3. telwoorden tot 1.000

2.2 Grammatik
4. regels voor de geslachten van zelfstandige naamwoorden.

2.4 Grammatik
5. Modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

2.5 Grammatik
6. Je kunt zelfstandige naamwoorden door persoonlijke voornaamwoorden vervangen.


2.3 (spreken + schrijven) 
6. Je kunt iets of iemand beschrijven (spreken).
7. Je kunt zeggen of je iets wel of niet leuk vindt.
8. Je kunt om dingen vragen en antwoord geven.
9. Je kunt getallen uitspreken en verstaan.
Je kunt een gesprek voeren in een winkel.

In het hoofdstuk heb je ook aan de volgende doelen gewerkt:
- Je kunt informatie over personen en plaatsen begrijpen.
- Je kunt je een idee vormen van de inhoud van een tekst (die visueel ondersteund wordt).
Je kunt het onderwerp van korte kijkfragmenten bepalen.
Je kunt de s-klanken uitspreken.
Je kunt alledaagse uitdrukkingen begrijpen.
Je kunt informatie over personen en plaatsen begrijpen.



Wiederholung und Überblick Kapitel 2

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 2.4
  1. Wat zijn de Duitse modale werkwoorden  (incl. vertaling)?

  2. Hoe vervoeg je modale werkwoorden? (regels)

  3. In welke letter verandert de klinker bij dürfen, mögen en können?

  4. Hoe verandert het enkelvoud bij müssen, wollen, möchten en wissen?
timer
3:00000
Noteer de leerdoelen in jouw schrift.
Noteer de antwoorden op de leerdoelen in jouw schrift.

Slide 4 - Tekstslide

Modalverben
Hulpwerkwoorden die extra betekenis (houding) geven aan hoofdwerkwoord
zoals: moeten, kunnen, willen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Zij mogen geen snoep eten."
timer
0:20

Slide 6 - Open vraag

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij kunnen morgen niet naar school."
timer
0:20

Slide 7 - Open vraag

Modalverben: Übersetze sie!
  1. können --> NL?
  2. dürfen --> NL?
  3. mögen --> NL?
  4. müssen --> NL?
  5. wissen --> NL?
  6. wollen --> NL?
  7. möchten --> NL?
timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

GOED ONTHOUDEN!
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam.
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 13 - Quizvraag

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 14 - Quizvraag

Was...... (wollen) du heute machen?
A
will
B
willst
C
wollst
D
wolst

Slide 15 - Quizvraag

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 16 - Quizvraag

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 17 - Quizvraag

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen
timer
0:20

Slide 18 - Open vraag

Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... .............
am liebsten, aber ohne Sahne
timer
0:20

Slide 19 - Open vraag

Naar welke klinker verandert het werkwoord müssen in de stam?

(ezelsbruggetje: mus uitlaten)
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 20 - Quizvraag

Naar welke klinker verandert het werkwoord wollen in de stam?


A
a
B
o
C
i
D
u

Slide 21 - Quizvraag

Ik weet wat er wordt bedoeld met "Modalverben"
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Heb je het gevoel dat je de Modalverben begrijpt?
A
Begrijp en ken het wel, komt goed! (100%)
B
Ken de rijtjes nog niet, maar snap wat de bedoeling is! (75%)
C
Ik snap het nu nog niet zo, maar komt wel (50%)
D
Ik vind het nog erg moeilijk (25%)

Slide 23 - Quizvraag

Het leerdoelen-rad der wonderen
Wie krijgen de eer om een leerdoel
te mogen beantwoorden?

Voor de leerdoelen 1, 2 en 3 zoeken
we vandaag elk twee leerlingen.

Succes!

Slide 24 - Tekstslide

Beantwoord het leerdoel
dat je toegewezen hebt gekregen.
timer
2:00

Slide 25 - Open vraag

Stel 1 vraag over de uitleg wat je nog niet goed hebt begrepen

Slide 26 - Open vraag

An die Arbeit!
(Hausaufgaben)
Lerne: Modalverben (Formatieve Toets)
Mache: Kapitel 2 Lektion 4 Aufgaben  9 t/m 12 (indien niet af)
Mache: Kapitel 2 Lektion 5 Aufgaben 1-10 (indien nog niet af)

Mache: Kapitel 2 Lektion 5 Aufgaben 11-13

timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide