les reactiesnelheid

Scheikunde h3
- Korte terugblik vorige les (2min)
- Botsende deeltjes model (3min)
- Reactiesnelheid (10min)
- Zelfstandig oefenen en nabespreken (15 min)
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Scheikunde h3
- Korte terugblik vorige les (2min)
- Botsende deeltjes model (3min)
- Reactiesnelheid (10min)
- Zelfstandig oefenen en nabespreken (15 min)

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
Metaal, zout of 
moleculaire stof?
En waarom?
a) Kaliumjodide                      
b) Stikstofoxide                      
c) Kwik                                        

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les

Slide 3 - Tekstslide

Voor deze les
Je kent de 5 factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden

Je kan een reactiesnelheid verklaren door middel van het botsende deeltjes model


Slide 4 - Tekstslide

Botsende deeltjes model
- We weten wat een reactievergelijking is.




- Effectieve en ineffectieve botsingen

Slide 5 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Er zijn 5 factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden, weergeven in een filmpje.
- Soort stof
- Temperatuur
- Concentratie
- Verdelingsgraad
- Katalysator (Doe ik zelf even)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Katalysator
- Enzymen





Een katalysator helpt de reactie, maar wordt zelf niet gebruikt.
Katalysator = stof die de reactie versnelt, maar niet weg gaat.

Slide 8 - Tekstslide

Veel gemaakte fout!
Als ik roer terwijl ik suiker oplos in water lost het suiker sneller op. Roeren is dus een katalysator.

FOUT!!!

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig oefenen
Maak de opgaven die op de volgende dia staan, maak eerst opdracht 10 en 11, daarna 7, 8 en 9! Werk samen met je buurman/buurvrouw en gebruik je aantekeningen/internet/docent voor hulp.

Schrijf/typ je antwoorden op, om 12:55 gaan we de opdrachten bespreken!

Klaar? It'slearning -> scheikunde h3 -> planner -> week 11 -> bronnen, leerdoelen stoffen ->lees 2.1 t/m 2.5

Slide 10 - Tekstslide



10) Wanneer is de reactiesnelheid het hoogst; aan het begin of aan het eind van de reactie? En waarom?

11) Welk van de 5 factoren worden beïnvloed in de volgende voorbeelden?

a. Een eitje koken in kokend water stolt sneller dan in water van 80 graden C.
b. Gemalen koffiebonen geven makkelijker hun kleur/geur/smaak af dan ruwe koffiebonen.
c. Handgel met 80% alcohol ontsmet jouw handen sneller dan handgel met 40% alcohol.

Slide 11 - Tekstslide