VG3A ma 30/01 NK opdr zinsbouw + oefentoets

Donderdag 2 feb TOETS
Leren:
  • Vocabulaire Tour de France 

  • Werkwoorden (présent, passé composé, imparfait, futur simple en futur du passé) --> oefen op www.verbuga.eu
  • Vraagzinnen maken (op 3 manieren)
  • Vraagwoorden (qui, quand, comment, où, combien, quel, qu'est-ce que, pourquoi)
  • Zinsbouw (hoe maak je een goede Franse zin)
  • Alle grammatica is terug te vinden in M.me in het document "Uitleg grammatica"
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 2 feb TOETS
Leren:
  • Vocabulaire Tour de France 

  • Werkwoorden (présent, passé composé, imparfait, futur simple en futur du passé) --> oefen op www.verbuga.eu
  • Vraagzinnen maken (op 3 manieren)
  • Vraagwoorden (qui, quand, comment, où, combien, quel, qu'est-ce que, pourquoi)
  • Zinsbouw (hoe maak je een goede Franse zin)
  • Alle grammatica is terug te vinden in M.me in het document "Uitleg grammatica"

Slide 1 - Tekstslide

Bonjour VG3A!
Planning
  • Pak de opdrachten over zinbouw erbij, deze gaan we nakijken
  • Daarna: oefentoets nakijken

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 1: Mijn opa is in het zwembad.

  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = mijn opa
  • gez = is
  • l.v. = -
  • mw. vw. = -
  • bep. = in het zwembad 

Mijn opa is in het zwembad.
Mon grand-père est dans la piscine.

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 2: Gaat jouw broer morgen een croissantje kopen?

  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = jouw broer
  • gez = gaat kopen
  • l.v. = een croissantje
  • mw. vw. = -
  • bep. = morgen

Gaat jouw broer morgen een croissantje kopen?
Ton frère va acheter un croissant demain?

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 3: Ik heb veel posters in mijn caravan.

  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = ik
  • gez = heb
  • l.v. = veel posters
  • mw. vw. = -
  • bep. = in mijn caravan

Ik heb veel posters in mijn caravan.
J'ai beaucoup de posters dans ma caravane.

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 4: Zondag organiseren we een feest op de camping.

  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = we
  • gez = organiseren
  • l.v. = een feest
  • mw. vw. = -
  • bep. = op de camping

Zondag organiseren we een feest op de camping.
Dimanche on organise/organisa une fête.

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 5: Vorige week heb ik een tent aan mijn zus gegeven.
  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = ik
  • gez = heb gegeven
  • l.v. = een tent
  • mw. vw. = aan mijn zus
  • bep. = vorige week

Vorige week heb ik een tent aan mijn zus gegeven.
La semaine dernière j'ai donné une tente à ma soeur

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 6: Wij willen het boek volgende week lezen.
  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = wij
  • gez = willen lezen
  • l.v. = het boek
  • mw. vw. = -
  • bep. = volgende week

Wij willen het boek volgende week lezen.
Nous voulons lire le livre la semaine prochaine.

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 7: Onze ouders hebben twee kinderen
  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = onze ouders
  • gez = hebben
  • l.v. = twee kinderen
  • mw. vw. = -
  • bep. = -

Onze ouders hebben twee kinderen.
Nos parents ont deux enfants.

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 8: Heb jij je (camping)plek niet gereserveerd?
  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = jij
  • gez = heb gereserveerd
  • l.v. = je (camping)plek
  • mw. vw. = -
  • bep. = niet

Heb jij je (camping)plek niet gereserveerd?
Tu n'as pas réservé ton emplacement?

Slide 10 - Tekstslide

2 schermen naast elkaar
1: quizizz

2: gemaakte oefentoets

Slide 11 - Tekstslide

Quizizz: oefentoets nakijken

Slide 12 - Tekstslide

Zinsbouw - de basis
  • Eenvoudigste zin = onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp
  • --> vaste volgorde in het Frans

  • De volgorde in het Nederlands kan anders zijn

Slide 13 - Tekstslide

Zinsbouw - de basis
Mijn vader      |     heeft         |          een nieuwe auto.
Mon père        |    a                  |           une nouvelle voiture.

onderwerp    |     gezegde   |     lijdend voorwerp


Het gezegde bestaat in deze zin uit 1 werkwoord

Slide 14 - Tekstslide

Zinsbouw - de basis
Mijn vader      |     heeft         |          een nieuwe auto           | gekocht.
Mon père        |    a         (1)         |   acheté    (2)     |        une nouvelle voiture.

onderwerp    |     gezegde  (deel 1 in Frans)  |   gezegde (deel 2 in Frans)  lijdend voorwerp

Het gezegde bestaat in deze zin uit 2 werkwoorden, deze blijven bij elkaar staan

Slide 15 - Tekstslide

Zinsbouw - de basis
"Normale" Franse zin:
Mijn vader      |     heeft         |          een nieuwe auto.
Mon père        |    a                  |           une nouvelle voiture.

  • Een bepaling (bijvoorbeeld van tijd --> demain, aujourd'hui, maintenant, etc) komt in een Franse zin vooraan te staan. (vaste volgorde)
  • Demain  | mon père  | va acheter  | une voiture.
  • NL: Morgen | gaat (1) | mijn vader | een auto | kopen (2).


Slide 16 - Tekstslide

Zinsbouw. De ontkenning
  • In het Frans bestaat de ontkenning meestal uit 2 onderdelen:
  • ne                                                                                     (voor persoonsvorm)
  • en pas (encore) / plus / rien / jamais / etc.    (achter persoonsvorm)


ne ... pas               = niet/geen
ne ... pas encore = nog niet
ne ... plus              = niet meer
ne ... rien               = niets
ne ... jamais          = nooit

Slide 17 - Tekstslide

Zinsbouw. De ontkenning (1/2)
  • In het Frans bestaat de ontkenning meestal uit 2 onderdelen: ne ... pas

  • Woordvolgorde Frans:
Onderwerp | ontkenning "ne" | gezegde | ontkenning "pas" | lijdend voorwerp
Ma mère | n'   | aime  | pas | le poisson.

  • Woordvolgorde Nederlands:
Onderwerp      | gezegde   | ontkenning   | lijdend voorwerp/rest vd zin
Mijn moeder   |   houdt  | niet  | van  | vis.

ne ... pas               = niet/geen
ne ... pas encore = nog niet
ne ... plus              = niet meer
ne ... rien               = niets
ne ... jamais          = nooit

Slide 18 - Tekstslide

Zinsbouw. De ontkenning (2/2)
  • Bij de ontkenningen niemand (personne ne) & niets (rien ne) --> komt het 2e deel na het hele gezegde



Slide 19 - Tekstslide

Zinsbouw. De ontkenning (2/2)
zie naslag

Slide 20 - Tekstslide

Zet deze woorden in de juiste volgorde, zodat er een correcte zin ontstaat
ma mère
a
acheté
un livre

Slide 21 - Sleepvraag

Zet deze woorden in de juiste volgorde, zodat er een correcte zin ontstaat
hier,
Louis
travaillé
a

Slide 22 - Sleepvraag

Donderdag 2 feb TOETS
Leren:
  • Vocabulaire Tour de France 

  • Werkwoorden (présent, passé composé, imparfait, futur simple en futur du passé) --> oefen op www.verbuga.eu
  • Vraagzinnen maken (op 3 manieren)
  • Vraagwoorden (qui, quand, comment, où, combien, quel, qu'est-ce que, pourquoi)
  • Zinsbouw (hoe maak je een goede Franse zin)
  • Alle grammatica is terug te vinden in M.me in het document "Uitleg grammatica"

Slide 23 - Tekstslide