schrijfproducten

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Schrijfproducten
  • Welke schrijfopdrachten moet je kunnen schrijven voor het IE Nederlands en wat zijn daar de kenmerken van?

Slide 2 - Tekstslide

N3 en N4
  • Memo                                                  alleen N4: betoog
  • Advertentie/affiche/flyer
  • Instructie
  • Formulier
  • Enquête
  • notulen/gespreksverslag
  • Zakelijke brief  
  • Zakelijke e-mail
  • Informatief artikel

Slide 3 - Tekstslide

Memo
  • Kort briefje, waarmee je snel iets doorgeeft aan iemand. Vaak worden er voorgedrukte briefjes gebruikt.

  • Check of je informatie volledig is: gebruik de 5w+h-vragen,
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.

Slide 4 - Tekstslide

Advertentie/flyer/affiche
  • Met deze teksten maak je reclame, kondig je een evenement aan of draag je een boodschap uit.
  • Activerende tekst, trek de aandacht van de lezer door gebruik te maken van verschillende lettertypes, -kleuren en -formaten en eventueel afbeeldingen of opvallende uitspraken.
  • Schrijf beknopt en check inhoud: 5w+h-vragen!

Slide 5 - Tekstslide

Instructie
  • Je legt uit hoe iets werkt of hoe je iets moet doen. Vraag je steeds af wat je publiek al weet.
  • Geef uitleg in stappen en markeer die met dots/cijfers/signaalwoorden.
  • (Optioneel:) Beschrijf per stap het resultaat en gebruik afbeeldingen.
  • Schrijf je tekst in de gebiedende wijs (ik-vorm).

Slide 6 - Tekstslide

Formulier
  • Gedrukt of digitaal document waarop je bepaalde gegevens moet invullen.
  • Schrijf duidelijk leesbaar als je dit met de hand invult en wees bij een toelichting, indien gevraagd, kort en duidelijk.

Slide 7 - Tekstslide

Enquête 
  • Je maakt een enquête als je van een groep mensen informatie wilt hebben.
  • In de inleiding schrijf je het doel van de enquête, hoeveel tijd het invullen kost en geef je een instructie.
  • gebruik meerkeuzevragen of stellingen met bv vierpuntsschalen.
  • aan het eind laat je ruimte voor open vragen of opmerkingen.  
  • Resultaten verwerk je door te turven, percentages te berekenen en maak je zichtbaar d.m.v een staaf- of cirkeldiagram.

Slide 8 - Tekstslide

Notulen/gespreksverslag
  • Verslag van een  vergadering.
Bevat meestal de volgende onderdelen:
  • soort vergadering
  • datum
  • namen van de aan- en uitgenodigde afwezigen
  • agenda
  • samenvatting van wat er per agendapunt besproken is
  • afspraken
  • evt. datum volgende bijeenkomst

Slide 9 - Tekstslide

Zakelijke brief
  • inleiding: reden en onderwerp van je brief.
  • middenstuk: geef uitleg in alinea's
  • slot: wat verwacht je van de lezer?

Zie voor briefconventies 3F blz. 127, 2F blz. 125 Nu Nederlands ed.2 deel B. 

Slide 10 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
  • Geef je e-mail een duidelijk onderwerp.
  • Kies een correcte aanhef: Geachte... of Beste... (nooit Hallo..).
  • Gebruik formele taal.
  • Noem de bijlagen die je meestuurt in je tekst.
  • Controleer of je de bijlage daadwerkelijk hebt toegevoegd.
  • Gebruik een correcte afsluiting: Met vriendelijke groet.
  • Verstuur zakelijke mails vanaf een account met een neutrale naam.

Slide 11 - Tekstslide

Informatief artikel
  • Je geeft achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp.
  • Een artikel bestaat uit drie delen: inleiding, kern en slot.
  • Alleen feiten, die lezer kan controleren, geen meningen.
  • Maak voor een langer artikel een schrijfplan (par. 2.1).
  • Gebruik signaalwoorden voor een duidelijke structuur.
  • Gebruik eventueel tussenkopjes in langere artikelen.
  • Geschikte tekststructuren zijn: vraag-antwoord-, aspecten- , probleem-oplossingsstructuur (bijlage 2 blz. 267 3F)

Slide 12 - Tekstslide

Voor alle producten geldt....
  • Controleer spelling, leestekens en hoofdlettergebruik.
  • Hou voor ogen welk doel je wilt bereiken en welk taalgebruik daarbij past.
  • Hou voor ogen voor wie je schrijft en welk taalgebruik dan passend is.
  • Maak een schrijfplan!
  • Gebruik signaalwoorden om de structuur duidelijk te laten zien. .
  • Denk aan de indeling: inleiding, kern, slot. Begin ieder onderdeel een nieuwe alinea.
  • Controleer of je alle informatie uit de opdracht in je product hebt verwerkt!

Slide 13 - Tekstslide

Betoog
  • Maak een schrijfplan (par. 2.1).
Opbouw:
  • inleiding: je introduceert het onderwerp en je geeft een mening/stelling.
  • middenstuk: je onderbouwt je mening met argumenten, die je ondersteunt met uitleg of voorbeelden. Tegenargumenten noem je ook in het middenstuk.
  • slot: je vat de belangrijkste argumenten kort samen en je herhaalt je mening in andere woorden.
  • Gebruik signaalwoorden om je structuur duidelijk te maken!

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de examenopdracht van:                  link lesson up 30-11
  • de paragraaf informatief artikel;  par.2.5
  • de paragraaf betoog; par. 2.6
  • de paragraaf informeel en formeel taalgebruik; par. 3.1
  • de paragraaf zakelijke e-mail; par. 3.2
  • de paragraaf zakelijke brief;  par. 3.3
  • de paragraaf sollicitatiebrief en cv; par. 3.4

Slide 15 - Tekstslide